Alle 27 opiniepeilingen voorspelden een spectaculaire overwinning van het extreemrechtse Rassemblement National (RN) bij de tweede ronde van de Franse parlementsverkiezingen van 7 juli. Ze zaten er allen naast. De Belgische politieke context is anders, maar toch zijn er enkele belangrijke lessen te leren uit het onverhoopte succes van het Nouveau Front Populaire (NFP).
President Macron had het parlement ontbonden en vervroegde verkiezingen afgekondigd, na de voor het extreemrechtse Rassemblement National zeer succesvolle en voor zijn eigen partij rampzalige uitslag van de Europese verkiezingen op 9 juni.
Hij bracht daartoe het rechtse front Ensemble samen (zie verder). Waar hij totaal geen rekening mee had gehouden is dat de linkse partijen er op nauwelijks enkele dagen, met amper enkele weken tijd voor campagne, eveneens in geslaagd waren de krachten te bundelen.
Franse en buitenlandse mainstream media – ook de Belgische – vielen na de tweede stemronde van die verkiezingen op 7 juli over elkaar heen om de onverwachte overwinning van het linkse nieuwe volksfront (Nouveau Front Populaire – NFP) te relativeren.
De eis van het NFP aan de president om iemand uit hun rangen aan te duiden als eerste minister (die van hem volgens het Franse systeem de opdracht krijgt een regering te vormen) werd op algemeen misprijzen onthaald.
Nieuw Volksfront?
Het NFP verenigt vier politieke partijen: de traditionele sociaaldemocratische partij PS, de groene partij (Europe Ecologie Les Verts – EELV), de communistische partij PCF en de partij van Jean-Luc Mélenchon La France Insoumise (LFI – ‘niet onderworpen Frankrijk’).
Het NFP is sinds 7 juli de grootste parlementaire fractie in de nationale Assemblée met 182 zetels (PS 64, EELV 33, PCF 9, LFI 71 en 3 onafhankelijke linkse verkozenen). Verder werden nog 13 linkse politici verkozen die niet tot het NFP toetraden, totaal voor links is daarmee 195 (33,7 procent van 577 zetels).
Het rechtse blok Ensemble rond president Macron volgt met 143 volksvertegenwoordigers: 98 voor de partij Renaissance van Macron (het vroegere La République En Marche), 34 voor de rechts-liberale partij Mouvement Démocrate (MoDem), 26 voor de centrumrechtse partij Horizons en 6 onafhankelijke centrumrechtse verkozenen.
De fractie van het extreemrechtse Rassemblement National (RN, opvolger van het Front National FN) werd tegen de verwachtingen in slechts de derde grootste, met 125 verkozenen. Daar komen 17 verkozenen bij, die overstapten vanuit de rechtse partij Les Républicains (LR zie hieronder).
Verder werden ook nog 45 kandidaten van LR verkozen, die geen alliantie sloten met het RN en komen nog 15 diverse rechtse verkozenen zonder binding met de grote rechtse partijen in de Assemblée zetelen. LR is wat overblijft van de traditionele conservatieve partij, die ooit tientallen jaren samen met de PS het tweepartijensysteem uitmaakte.
Excessieve eisen van een ‘brulboei’
De mainstream commentatoren verwijten LFI nu dat ze excessieve en onredelijke eisen stellen door het ambt van de eerste minister op te eisen. Ook al vormen ze de grootste fractie in de Assemblée, ze zijn met 195 nog ver verwijderd van een absolute meerderheid van 289 zetels.
Dat argument klopt democratisch gezien zeker. Er wordt echter bij vergeten dat de vorige regeringspartijen onder leiding van Macron de voorbije jaren eveneens een minderheidsfractie waren en dat dezelfde Franse media hen nooit datzelfde verwijt hebben gemaakt.
De selectieve vooringenomenheid gaat nog verder. Voormalig parlementsvoorzitster Yaël Braun-Pivet, lid van de partij van Macron, drukte in een interview de vrees uit dat een minderheidsregering van het NFP misbruik gaat maken van Artikel 49:3 van de Grondwet om voorstellen door te drukken zonder parlementaire meerderheid.
Ook dat argument snijdt democratisch hout. Ze vergat er echter bij te vermelden dat de vorige regering een historisch aantal van 12 maal heeft gebruikt van ditzelfde grondwetsartikel om zeer controversiële neoliberale voorstellen door te drukken. De journalist die haar interviewde vond het niet nodig daar op te wijzen.
Frans koffiedik kijken
Het is nog te vroeg om te speculeren wat het wordt in de komende dagen. Macron poogt de fractie van de PS (of een deel van die fractie) los te weken uit het NFP om een regeringsmeerderheid te vormen samen met zijn parlementaire groep Ensemble en de verkozenen van Les Républicains die zich niet met het RN hebben verbonden.
In ieder geval heeft het linkse volksfront een enorme slag toegebracht aan het Franse politieke machtsbestel. De voorstellen van LFI en van alle partijen in het NFP zijn dan ook niet min: belasting op de grote fortuinen en op de aandelenwinsten om de sociale zekerheid en de openbare diensten te herfinancieren, betere loons- en werkvoorwaarden voor de miljoenen werkende Fransen (waaronder het terugdraaien van de pensioenhervorming) en de erkenning van de Palestijnse Staat.
Het NFP toonde op 7 juli dat er wel degelijk een publiek is voor een progressief antwoord op extreemrechts. Dat antwoord zal niet van het politieke centrum komen – dat overigens al geruime tijd geen ‘centrum’ meer is (de omschrijving ‘nog net geen extreemrechts’ is accurater).
Nelson Mandela: “Het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt”.
Het is dus wel degelijk mogelijk electoraal te scoren met een politiek discours dat niet meegaat in de argumenten van extreemrechts. Dat de Franse, buitenlandse en Belgische media desondanks dit linkse antwoord misprijzend verwerpen, moet echter niet verbazen.
Het discours van links (laat de eretitels ‘extreem’, ‘radicaal’ of ‘uiterst’ die à la mode zijn in de grote media maar vallen) bevalt hen niet, omdat dit ingaat tegen het economische status quo van veertig jaar neoliberalisering.
De Franse politiek-economische-media-elite moet extreemrechts niet, maar ziet er wel geen enkel gevaar in voor het economisch bestel. Dat systeem wordt daarentegen wel bedreigd door links. Vandaar hun logische keuze voor een extreemrechts discours.
Zij gaan veel liever samenwerken met vulgaire, racistische populisten dan met partijen die hun privileges in gevaar zouden brengen. Het is hier in eigen land niet veel anders.
Hier toepasbaar?
Valt hier iets uit te leren voor de progressieve krachten in eigen land? Ja en neen. De Franse politieke cultuur is heel anders, partijen komen en gaan, veranderen van naam (niet van inhoud) en zijn zeer verbonden met sterke persoonlijkheden.
Bovendien leidt het kiessysteem van één zetel per kiesdistrict in twee ronden veel vlotter tot politieke frontvorming. Dit volksfront is dus niet zomaar overneembaar. Toch zijn er wel degelijk lessen uit te leren.
Het klopt alvast niet dat linkse en centrumpartijen het extreemrechtse discours moeten overnemen om nog electoraal te scoren. Dit kan zelfs lukken in een medialandschap dat bijna volledig vijandig staat tegenover elk links gedachtengoed.
De Franse mainstream media hebben tijdens de voorbije maand (en in feite al jaren voorheen) alle middelen ingezet ten bate van dat politieke ‘centrum’. Het linkse front werd weggezet als ‘chaos’, ‘onverantwoord’, ‘een financiële ramp’…
De voortdurend herhaalde scheldnaam ‘brulboei’ voor LFI-leider Jean-Luc Mélenchon in De Standaard is nog heel braafjes in vergelijking met de manier waarop hij in de Franse media wordt afgeschilderd.
Een brulboei is een boei in zee die permanent lawaai maakt om zeevaarders de weg te wijzen, ook in het donker, weg van zandbanken naar veilige vaargeulen. Een brulboei is met andere woorden een essentieel levensreddend apparaat.
‘Antisemitisch’ links???
Die media kregen het gedaan de enige partij waar niemand in zetelt die ooit voor antisemitisme, racisme of islamofobie werd veroordeeld voor te stellen als ‘antisemitisch’, terwijl de historisch rabiaat antisemitische RN mocht doorgaan als de beschermer van de Franse Joden … de wereld op zijn kop.
Waar dit verwijt écht over gaat is uiteraard de steun van de linkse partijen voor de rechten van het Palestijnse volk. De Franse kiezers zijn er niet voor gevallen. Ook dat is een teken van hoop. Het loont met andere woorden wel degelijk om tegen de hegemonische teneur van de massamedia in te gaan.
Nelson Mandela zei ooit “It always seems impossible until it is done” (het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt). Kan een links volksfront werken hier? Daar kan niemand negatief of positief op antwoorden. Het werd immers nog nooit geprobeerd.
Er zijn in het verleden wel pogingen geweest tot wat men ‘progressieve frontvorming’ noemde, maar die kan je niet vergelijken met wat nu in Frankrijk gaande is.
Het is hier nooit gelukt, maar in Frankrijk is het al eerder gedaan. Laat ik vertrekken vanuit alle mogelijke argumenten tegen een dergelijke frontvorming in België.
Wat de partijleiding en de kaders van Vooruit, PS, Groen, Ecolo en PVDA-PTB betreft, is het idee volledig taboe en onbespreekbaar. Vooruit, PS, Groen en Ecolo willen nog steeds liever met centrumrechts samenwerken dan met PVDA-PTB. Samenwerken met een partij die het gehele economische systeem in vraag stelt, is voor hen de brug te ver.
Tijdens de nabespreking van ons interview (27 oktober 2022) met toenmalig Vooruit-voorzitter Conner Rousseau zei hij kort en krachtig: “Natuurlijk willen wij niet samenwerken met de PVDA, wij zijn toch geen communisten”. Vreemd genoeg telt die argumentatie niet om samen te werken met rechtse neoliberale partijen.
Ook de top van Groen en Ecolo heeft zijn eigen argumenten om niet met de PVDA samen te werken. Beide partijen zijn de voorbije twintig jaar geleidelijk geëvolueerd naar een links-liberaal profiel dat groene kanten wil afvijlen van het economisch bestel, zonder dat al te zeer in vraag te stellen.
De PVDA-PTB heeft enerzijds het frisse imago van een partij die nog niet werd besmet door machtsdeelname, zoals de groenen dat hadden tot hun eerste regeringsdeelname in 1999. Maar het grote verschil is dat de partij AMADA wel al bestaat sinds 1970, nog voor de groenen.
De partij is in zijn latere gedaante PVDA sinds 1979 stilaan geëvolueerd naar een sociaaldemocratisch profiel, dat in feite overeenkomt met wat ooit het programma van de BSP-PSB was.
Hoewel de partij dus staat voor een gematigd links beleid, is het politieke klimaat ondertussen zo ver naar rechts opgeschoven dat de PVDA nog steeds extreem/uiterst/radicaal links wordt genoemd door de politieke tegenstrevers en de mainstream media.
Om heel andere redenen dan Vooruit, PS, Groen en Ecolo is de partijleiding van de PVDA-PTB evenmin geneigd om te gaan samenwerken met hen (ik heb het hier over nationale en regionale samenwerking, niet over gemeentelijke coalities zoals in Zelzate of het Antwerpse district Borgerhout).
In een dergelijke samenwerking met drie (zes) is het immers de PVDA-PTB die het meeste water bij de wijn moet doen, wat voor een partij die nooit in een regering heeft gezeten allesbehalve evident is.
Last but not least, gewoon samenwerken zonder solide inhoudelijke basis, heeft geen enkele toegevoegde waarde. Het kan zelfs contraproductief werken.
Argumenten pro frontvorming (in een of andere vorm)?
Hoewel ze meer dan waarschijnlijk in geen van de drie (zes) vermelde partijen een meerderheid vormen, mag het aantal groene, sociaaldemocratische en socialistische activisten, militanten, leden en sympathisanten die voorstander zijn om samen te gaan, niet worden onderschat.
Hoe groot hun aantal is, kan alleen worden getest als het wordt geprobeerd en dat zit er voor het ogenblik niet in. Men mag er echter gerust van uitgaan dat zij die best meer samenwerking willen, veel vocaler zullen worden als het idee op tafel komt te liggen.
Er is in dit alles echter één argument pro front-vorming dat kan tellen. De grootste vijand van linkse front-vorming zijn de rechtse krachten.
Om maar één voorbeeld te noemen: in theorie is een linkse meerderheidscoalitie in het Antwerpse gemeentebestuur bij de komende gemeenteraadsverkiezingen best mogelijk. Zolang Vooruit zich daar vast blijft ketenen aan de N-VA is dat uitgesloten, maar dat neemt niet weg dat het idee alleen al bij rechtse politici in het Antwerpse stadhuis, nu al panische nachtmerries bezorgt.
Wat doen we hier nu mee?
Zoals hierboven al samengevat, laat ons beginnen met het idee van een betere samenwerking van de linkse partijen op de agenda te zetten, al was het maar als denkoefening. Dat zal alleen komen vanuit de basis van de betrokken partijen.
Het zou al heel wat zijn als de drie (zes) partijen een akkoord zouden sluiten over wat hun gemeenschappelijke strijdpunten zijn. Zelfs als dat minimaal is, kan er een grote symbolische kracht van uitgaan.
Een front-vorming à la francaise is een vage wensdroom, het is bovendien niet dé oplossing, ook niet in Frankrijk. Het zou echter al heel wat zijn als we de leiding van onze partijen er toe verplichten om er minstens ernstig over na te denken.
Nog even Nelson Mandela: “Het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt”.
Wat denken jullie, die dit artikel tot het slotcitaat van Mandela hebben gelezen, ervan? Suggesties, kritiek? Laat het weten op lode@dewereldmorgen.be .