‘Reefer Madness’ van Eric Schlosser, auteur ‘Fast Food Nation’, valt tegen

Eric Schlosser. Foto YouTube screensot

FacebooktwitterFacebooktwitter

Eric Schlosser is journalist bij de Atlantic Monthly, een (naar VS-normen) centrumlinks maandblad dat kritische artikels schrijft bij de politiek in de VS. Hij is buiten de VS bekend sinds de publicatie van Fast Food Nation. The Dark Side of the All-American Meal (2001), een schokkend relaas over de realiteit achter de fastfoodindustrie. Reefer Madness is zijn tweede boek.

In zijn eerste boek Fast Food Nation werden zowel het totaal gebrek aan hygiënische kwaliteit als de onmenselijke werkomstandigheden uit de doeken gedaan. De Nederlandstalige versie heet Het fastfoodparadijs. Een onthullende kijk op Amerika en de fastfoodindustrie (2002). In het kielzog van dit succes brengt de Britse uitgeverij Penguin een verzameling artikels van Schlosser uit onder de titel Reefer Madness and Other Tales from the American Underground (Penguin, London, 2003). Deze artikels verschenen eerder als reeks in Atlantic Monthly en worden in dit boekje gebundeld.

Sinds de jaren zestig is de naam ‘joint’ voor een marihuanasigaret ingeburgerd. Marihuana was echter al veel eerder geïntroduceerd op de Amerikaanse markt. In de jaren ‘30 werd deze softdrug bekend onder de naam ‘reefer’. Een reefer is een matrozenvest, de drug werd het land voor het eerst binnengesmokkeld door zeelui en die gaven deze naam aan hun zelfgerolde sigaretten.

Reefer Madness is de naam van een propagandafilm die in de jaren ’30 werd gemaakt om aan te tonen dat deze drugs tot krankzinnigheid leiden. De film was zo slecht en zo onovertuigend dat hij een cultstatus kreeg. De term Reefer Madness is sindsdien in Amerika een gekende term om te spreken over idiote vooroordelen tegen de drugsproblematiek.

Reefer Madness

Voor wie Fast Food Nation las, valt Reefer Madness tegen. Het gelijknamige artikel Reefer Madness zelf is goed maar relatief kort, het geeft een analyse van de hypocrisie van de anti-drugsstrijd in de VS waar enerzijds het drugsbezit zwaarder wordt gestraft dan moord en anderzijds de grote drugsdealers quasi ongestraft blijven. Schlosser toont ook aan hoe de strijd tegen drugsgebruik bepaald wordt door racistische motieven.

Zolang marihuana de exclusieve drug was van Mexicaanse en zwarte armen werd dit druggebruik zwaar aangepakt. Toen in de jaren ’60 deze drug door jonge blanke middenklassers werd ‘ontdekt’ werd de wetgeving onmiddellijk versoepeld en sprak men voor het eerst over het sociale probleem in plaats van over het criminele. In 1972 adviseerde een speciale presidentiële commissie de legalisering van marihuana. President Nixon moest er niet van weten en marihuana is illegaal gebleven.

Sinds Bush I én Clinton (!) is de repressie zwaar toegenomen. Met de gekende gevolgen, nooit voorheen zaten zoveel Amerikanen vast voor drugsgebruik. Niet dat het veel zin heeft, het gebruik van illegale softdrugs blijft stijgen. Het overgrote merendeel van de gevangenen zijn arm en niet-blank, ze hebben niet de middelen voor een advocaat, noch de mogelijkheid om ‘dankzij hun stabiele gezinssituatie’ een alternatieve straf te bekomen.

Nog absurder is dat hoe hoger je in de handelscyclus zit, hoe beter je er van af komt. Dit is een gevolg van de wetgeving die strafvermindering toekent naargelang je meer inlichtingen doorgeeft aan de politie, kleine drugsdealers op de hoek van de straat hebben die informatie niet en krijgen stelselmatig de maximumstraffen. Plegers van geweldmisdrijven worden zelfs vervroegd vrijgelaten om plaats te maken voor drugsverslaafden.

In tegenstelling tot wat we hier denken, komt de kritiek op die onzinnige manier van werken niet van Democraten maar van Republikeinen. Die worden meer geconfronteerd met de gevolgen in hun armere blanke kiesdistricten. Schlosser haalt België als voorbeeld aan van hoe het wél moet, nou ja.

In the Strawberry Fields

Het hoofdstuk In the Strawberry Fields behandelt het gebruik van illegale landarbeiders in de landbouwsector, met als typevoorbeeld de aardbeienkweek. Met de uitzondering van marihuana blijkt de aardbei de plant te zijn met de hoogste opbrengst per hectare. Aardbeikweek kan echter niet worden gemechaniseerd, daarvoor is de vrucht te delicaat. De lonen van deze landarbeiders zijn sinds de jaren ’70 voortdurend gedaald in een spiraal van verpletterende concurrentie voor de beperkte arbeidsplaatsen. Schlosser geeft een goede omschrijving van hoe dat in zijn werk gaat.

Een diepere analyse ontbreekt echter, alles is te wijten aan geïsoleerde individuen met slechte bijbedoelingen. Het systeem zelf is immers goed, het komt bij hem niet op vast te stellen dat een systeem dat winst als enig oogmerk erkent slecht is. Alles is gewoon een kwestie van toepassing van de regels.

Het is inderdaad bevreemdend vast te stellen dat Californië met het hoogst aantal illegale landarbeiders de beste arbeidswetgeving van de VS heeft. Die blijkt vooral te gelden voor blanke middenklassers in technische en dienstverlenende beroepen. Niet dat het anders had gekund. Net als met marihuana blijkt een commissie in 1951 reeds te hebben vastgesteld dat de strijd tegen illegale arbeid niet werkt door grenscontroles maar door strengere straffen tegen de producenten. Ook dit rapport werd nooit toegepast.

De toestand verergert bovendien met de jaren nu ook andere staten meer en meer illegale arbeid gaan gebruiken in de landbouwsector, in de horeca. Het gemiddelde gezinsbudget voor voedsel zou nochtans nauwelijks stijgen als de landarbeiders redelijke lonen zouden krijgen, het gros van de prijs gaat immers naar de distributiesector, het zou slechts een meeruitgave betekenen van 50 $ per gezin per jaar. Ondanks het gebrek aan diepere analyse besluit Schlosser toch met een noot die verdere uitwerking verdient : ‘All those who consider themselves devotees of the market should take a good look at what is happening in California’.

An Empire of the Obscene

In An Empire of the Obscene valt Schlosser een ander onderdeel van de illegale economie aan: de porno-industrie. Dit hoofdstuk beslaat de helft van het boek en hier slaat de auteur de bal volledig mis en ondergraaft hij de waarde van zijn twee voorgaande hoofdstukken. Alles begint goed met een analyse van die industrie, de religieus geïnspireerde hypocrisie van het antiporno-beleid en een historisch overzicht van ontstaan en evolutie van deze sector.

Zo is het leuk om te weten dat in de preutse jaren ’20 in alle cinemazalen, exclusief voor een mannelijk blank publiek, ‘stag’ films werden getoond met expliciet filmmateriaal. Die films werden niet gedraaid in gore achterbuurten maar op de chique boulevards. Weer een presidentiële commissie (Schlosser heeft daar een voorliefde voor) stelt in 1970 dat men pornografie beter vrij kan laten mits bepaalde regels worden gevolgd. Ook deze commissie werd volkomen genegeerd.

60 pagina’s lang schrijft Schlosser vervolgens over één pornoproducent, zonder dat dit enige meerwaarde heeft voor een analyse van de problematiek. Hij slaagt er ook niet in een besluit aan dit hoofdstuk te breien. Jammer.

Gedurende een veel te beperkt aantal pagina’s trekt Schlosser vervolgens een aantal besluiten. Hij beëindigt als volgt: ‘Black markets will always be with us. But they will concede in importance when our public morality is consistent with our private one.’ Als iedereen zowel privé als openbaar dezelfde normen zou respecteren zouden er heel wat minder problemen zijn, aldus Schlosser. Was het maar zo eenvoudig.

Reefer Madness is van zeer ongelijke kwaliteit. Het is een slappe poging om nog wat geld te slaan uit het succes van zijn eerste boek. Wie Fast Food Nation goed vond, moet niet zomaar zijn Reefer Madness aanschaffen. Daarvoor heeft dit boek te weinig te bieden.

Eric Schlosser. Reefer Madness and Other Tales From the American Underground. Penguin, London, 2003

Artikel oorspronkelijk verschenen in www.uitpers.be.