Met ‘De presidentskandidaat’ toont Colombiaans journalist Antonio Ungar aan dat hij het potentieel heeft een groot schrijver te worden. Wie van de Colombiaanse tragedie een prachtig verhaal weet te maken dat boeit van begin tot einde, heeft talent. Van deze man gaan we nog meer horen.
Antonio Ungar
Journalist Antonio Ungar is lid van de Bogotá 39, een groep van 39 Latijns-Amerikaanse schrijvers jonger dan 39 die in 2007 samen kwamen. Hij woont momenteel in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá waar hij in 1974 werd geboren. Daarvoor werkte hij als journalist in de Colombiaanse jungle van de Orinocorivier, in Groot-Brittannië, Mexico, Spanje en Palestina.
Over het conflict Palestina-Israël heeft hij meermaals gepubliceerd in Latijns-Amerikaanse kranten en weekbladen. Voor zijn werk als journalist kreeg hij de Simón Bolívar prijs in 2006. Eerder publiceerde hij al een aantal collecties van kortverhalen en de roman Zanahorias voladoras (2004). Zijn tweede roman Trés ataùdes blancos (Drie witte doodskisten) verscheen in 2010 en werd recent vertaald door uitgverij De Geus met de titel ‘De presidentskandidaat’.
Slome starter
Dit is een ‘ik’-verhaal. Het boek neemt je mee in de denk- en leefwereld van een zekere José Cantoná, een leegloper die ergens vaagweg rond de veertig is, werkloos, nog bij zijn ouders woont en zijn dag grotendeels doorbrengt in de roes van zijn zelfbereide cocktails. De man is zo saai dat je je aanvankelijk afvraagt waar dit verhaal naartoe moet.
José woont in de hoofdstad van de republiek Miranda, waar voor het ogenblik de plak wordt gezwaaid door president Fluit. Tijdens een zoveelste te vettige ontbijt in een of ander slonzig café ziet hij op tv dat een bekend politicus van de oppositie werd vermoord in een Italiaans restaurant. José heeft nauwelijks enige politieke interesse, maar kent deze politicus wel, omdat hij er zelf fysiek zo goed op lijkt.
Hij beseft niet direct wat er gebeurt als hij thuis bezoek krijgt van twee personen die zich voorstellen als de persoonlijke secretaris en het hoofd van de lijfwacht van Pedro Akira, de politicus die op sterven ligt in een hospitaal met drie kogels in zijn hoofd. Dat de aanslag werd gepleegd op bevel van de president, die daarmee zijn sterkste tegenstrever ooit heeft uitgeschakeld, weet José ook wel, net als de rest van de bevolking van Miranda, die president Fluit al driemaal ‘massaal’ heeft verkozen.
De gruwel van Colombia
De rest kan je wel raden. José wordt naar het hospitaal gebracht, omzwachteld en voorgesteld aan de pers als de bewusteloze Akira die voor zijn leven vecht, maar in werkelijkheid al overleden is. Ik verklap hier niets want de essentie van het verhaal gaat vooral over hoe dat in werk gaat en vooral wat dat met José zelf doet.
Hij leert onder meer de liefde terug ontdekken, iets wat hij sinds zijn jeugdjaren al had opgegeven en in zijn permanente alcoholroes had verdrongen. Schrijver Ungar slaagt er in de lezer volledig in de denkwereld van zijn hoofdpersonage mee te sleuren. Het is daarbij niet zo belangrijk wat er precies gebeurt, maar hoe de dingen gebeuren.
Ungar heeft de gruwel van Palestina gezien, maar kent uiteraard ook de realiteit van Colombia. Als journalist weet hij ook dat zijn land het gevaarlijkste land ter wereld is voor journalisten. Een verslag, een analyse, een documentaire mag nog zo goed zijn, dit fictieve boek slaagt er in de permanente angst van het bestaan in Colombia op een weergaloze en brutaal mooie manier weer te geven.
De zinloosheid van democratisch verzet, de absurditeit van het volksverzet dat gedegenereerd is tot een meedogenloze guerrilla, de doodseskaders die op bevel van de machthebbers alle tegenstanders vermoorden, de boeren die worden afgemaakt om daarna op tv te worden getoond als verslagen guerrillero’s, de massale verkiezingsfraude, de complete meegaandheid van de massamedia die meedraaien in de hypocrisie van een regime dat geen enkele legitimiteit heeft … het passeert allemaal de revue. Dikwijls merk je het slechts op de achtergrond, maar de gelijkenis met de realiteit van Colombia is onmiskenbaar.
Zomaar een Latijns-Amerikaans verhaal
Dit is een verhaal dat je gewoon doet voortlezen tot het verrassende einde. Over dat einde blijf ik bewust vaag. Daar moet je het boek voor lezen (en zeker niet spieken door de laatste pagina’s eerst te lezen!). Ik ken Colombia redelijk goed, ben er tussen 1998 en 2002 viermaal geweest, heb er politici, vakbondsleiders, journalisten en advocaten gesproken. Het boek was dus zeer herkenbaar.
Het is echter niet nodig om enige voorkennis te hebben van Colombia om dit boek te appreciëren. De tragiek van het bestaan, de wilskracht van mensen om desondanks met het leven door te gaan, om voor familie en vrienden risico’s te nemen … dit is een ode aan het leven.
Puur leesgenot.
Boekenuitgeverij De Geus werkt voor dit en andere boeken samen met Oxfam en Novib om schrijvers uit niet-westerse landen een podium en een stem te geven. Meer informatie over deze boeken vind je op www.oxfamnovib.nl.