De industriële teelt van granen wordt overal zwaar gesubsidieerd. Dat moet volgens de VN ook met peulvruchten gebeuren, omdat ze zeer gezond zijn en bijdragen tot duurzame ontwikkeling. Dat stelden landbouwexperts van over heel de wereld tijdens een bijeenkomst op het hoofdkwartier van de VN-voedsel en landbouworganisatie (FAO) in Rome op 19 april 2016.
Kikkererwten, linzen en andere peulvruchten worden volgens landbouwexperts zeer ondergewaardeerd, terwijl ze een belangrijke rol kunnen spelen bij het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030 (afgekort als SDG’s, Sustainable Development Goals ), meer bepaald SDG2: Beëindig honger, bereik voedselveiligheid, verbeterde voeding en bevorder duurzame landbouw.
Mahmoud Solh is directeur van het International Center for Agriculture Research in Dry Areas (ICARDA), dat onderzoek verricht naar de ontwikkeling van landbouw in droge gebieden. Hij verwees tijdens de FAO-bijeenkomst van 19 april 2016 in Rome naar een project in Sri Lanka. Daar kregen kinderen zestig dagen lang ijzerrijke linzen te eten kregen. Hun bloedprofiel verbeterde daardoor spectaculair. Peulvruchten kunnen inderdaad een belangrijke rol spelen bij het bestrijden van bloedarmoede en andere symptomen van ondervoeding in ontwikkelingslanden.
“Peulvruchten zijn goed voor mens en bodem”, zei Eduardo Mansur, hoofd van de afdeling Land en Water bij de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO). Ze houden in hun wortels grote hoeveelheden stikstof vast in de bodem, waardoor de vruchtbaarheid verbetert en de noodzaak om extra kunstmeststoffen met stikstof bij te strooien vermindert. Tuinbonen hebben deze eigenschap het sterkst. Andere voedselgewassen zoals granen verbruiken alleen stikstof. Voortdurende teelt op dezelfde bodem van granen verarmt daardoor de bodem, die daardoor zijn vruchtbaarheid verliest.
Peulvruchten hebben ook in rijke landen veel potentieel, met name voor het milieu. Michele Pisante van de Italiaanse Raad voor Landbouwonderzoek en Agrarische Economie (CREA) meldde op de bijeenkomst dat uit experimenten blijkt dat vruchtwisseling tussen peulvruchten en granen tot 88 kilogram stikstof per hectare uitspaart. In Europa wordt, naar internationale standaarden gemeten, zeer veel stikstof gebruikt. Die stikstof wordt bovendien meestal gewonnen in derdewereldlanden en naar Europa geëxporteerd.
Kleinschalige landbouw heeft eeuwenlang zijn stikstofbehoeftes vervuld met gebruik van de organische mest van vee en mens. De grootschalige landbouw heeft enerzijds enorme hoeveelheden stikstof nodig die niet door deze natuurlijke grondstof kunnen worden voldaan. Anderzijds is de organische mest uit de industriële runder- en varkensteelt meestal onbruikbaar omdat de dieren daar teveel antibiotica en hormonen krijgen. De voedselindustrie produceert bovendien enorme hoeveelheden die worden gedumpt op akkers, die op hun beurt het bodemwater zwaar vervuilen.
Peulvruchten zijn een antwoord op al die problemen. Sinds het begin van de jaren 1960 is de productie van peulvruchten wereldwijd echter sterk teruggelopen, vergeleken met de productie van granen. Promotie van peulvruchten als vast onderdeel van de voeding is dus niet alleen goed voor de gezondheid, het is ook goed voor het milieu.
De reden waarom in de verwesterde maatschappijen peulvruchten in het dagelijks voedselpakker zo fel zijn afgenomen heeft niets te maken met veranderde smaken, maar alles met de industrialisering van de landbouw en de verstedelijking. Granen lenen zich uitstekend tot grootschalige landbouw. Peulvruchten zijn daar veel minder voor geschikt. Vanaf de jaren 1950 werd de consumptie van granen om die reden zwaar gepromoot bij de bevolking.
Peulvruchten lenen zich daarentegen uitstekend voor kleinschalige teelt in kleine moestuinen. Met een degelijke bemeste bodem en enige zorg voor het wieden wanneer de plantjes uitkomen zijn peulvruchten zowat de gemakkelijkste en meest opbrengende groenten die men thuis kan kweken.
Bron: Landbouwexperts willen subsidie voor peulvruchten