Ten laatste vrijdagavond 28 oktober 2016 moet het Waals Parlement ja of neen stemmen over het akkoord tussen de federale en de regionale regeringen. Wat kan een dergelijk akkoord in feite concreet betekenen voor het CETA-verdrag? Welke garanties biedt een Belgische verklaring bij de ondertekening?
Op dit ogenblik is het nog gissen naar de juiste inhoud van het akkoord dat werd bereikt tussen de Belgische federale en regionale regeringen over het CETA-verdrag van de EU met Canada. Waals minister-president Paul Magnette legde over dat akkoord volgende korte verklaring af:
“Wallonië is extreem gelukkig dat onze eisen konden gehoord worden. Wij hebben altijd gestreden om verdragen te bekomen die de sociale normen, de leefmilieunormen versterken en de openbare diensten beschermen, om geen privé arbitrage te hebben maar allen openbare rechtspraak die alle juridische garanties biedt. Wij konden gehoord worden en dit zal dus wel degelijk verworven zijn.”
“Dit is niet alleen zeer belangrijk voor Wallonië. Het heeft wat tijd gekost en ik betreur dat voor onze Europese partners die we hebben laten wachten en voor onze Canadese partners. Als we hier wat tijd voor hebben genomen, denk ik dat wat we hier hebben bekomen niet alleen zeer belangrijk is voor de Walen maar voor het geheel van alle Europeanen.”
De tekst van het akkoord is nog niet bekend. De Belgische regering heeft die al overgemaakt aan COREPER, de EU-instelling waar de ambtenaren van de Europese Commissie hun advies zullen geven voor de Commissie.
In de veronderstelling dat dit akkoord inderdaad alle bezwaren bevat die het Waals Parlement heeft geformuleerd (overigens reeds sinds april 2016), wat garandeert dit eigenlijk echt?
Het is helemaal niet uitzonderlijk voor een lidstaat van een verdrag om – zelfs op het allerlaatste ogenblik voorafgaand aan de ondertekening – nog bijkomende verklaringen af te leggen over hoe de betrokken staat de toepassing van het betrokken verdrag ziet. Het aantal instrumenten dat daarvoor bestaat is veelvoudig: annexen, verklaringen, protocols, amendementen…
Geen uitzonderlijke manier van handelen
Ook wijzigingen aan een verdragstekst op het allerlaatste ogenblik zijn niet ongewoon in de praktijk van internationale verdragen. Echte wijzigingen impliceren echter wel dat alle andere betrokken staten en organisaties het expliciet met deze wijzigingen eens zijn.
Bijkomende verklaringen (van lidstaten of organisaties zoals de EU) laten lidstaten wel toe om opmerkingen en annexen toe te voegen waar andere lidstaten het niet per sé mee eens zijn (of hoeven te zijn). Zo komt het wel meer voor dat een lidstaat bij ondertekening van een verdrag verklaart dat het verdrag later van toepassing wordt dan algemeen voorzien in de tekst van het verdrag, dat bepaalde artikels niet van toepassing zijn (in hun geheel of voor bepaalde aspecten – bijvoorbeeld een land kan stellen dat de eigen tuinbouwsector niet onderhevig zal zijn aan bepaalde artikels).
Wat nu gebeurt is dus allesbehalve uitzonderlijk. Uitzonderlijk is enkel de grote media-aandacht die er aan besteed wordt. Het afsluiten van verdragen haalt zelden of nooit de voorpagina’s. Een ding staat wel altijd onherroepelijk vast: eenmaal een land een verdrag ondertekend heeft is de tekst (met bijkomende verklaringen als die er zijn) niet meer voor wijziging vatbaar.
Ondertekening is niet uitvoering van een verdrag
De ondertekening van een verdrag betekent echter nog steeds niet automatisch de invoering van de modaliteiten van een verdrag. In de meeste democratische landen moet een verdrag altijd bevestigd worden door de volksvertegenwoordiging, het parlement. Waar een parlement bij gewone nationale wetsvoorstellen wijzigingen aan de tekst kan voorstellen en stemmen is dat voor verdragen echter niet het geval. Een parlement kan enkel ja, neen of onthouding stemmen voor de gehele tekst zoals hij is.
Als het Waals Parlement – net als de andere regionale parlementen – dus binnen afzienbare tijd nà de ondertekening door de eerste minister (of zijn aangeduide plaatsvervanger – in het geval van CETA waarschijnlijk de minister van buitenlandse zaken) de tekst van het verdrag voorgelegd krijgt kan het dit enkel ‘ratificeren’, dit wil zeggen in zijn geheel goed- of afkeuren. Na ondertekening van het verdrag kan het Waals Parlement dus niet langer afkomen met interpretaties, verklaringen en dergelijke.
Welke garanties biedt een Belgische verklaring?
Los van wat nu in het akkoord is afgesproken, wat garandeert een dergelijk Belgisch akkoord eigenlijk echt? Dat hangt van meerdere factoren af. Eerst en vooral puur vormelijk. Alleen als de Belgische regering bij de ondertekening van het CETA-verdrag de tekst van het bereikte Belgische akkoord officieel laat toevoegen aan de tekst van het verdrag wordt wat in de bijlage staat juridisch bindend.
Is dat niet het geval, als bijvoorbeeld de Belgische regering bij de ondertekening enkel een verklaring aflegt zonder dat die aan het verdrag wordt toegevoegd, dan heeft een dergelijk akkoord de waarde van de inkt waarmee ze geschreven is: nihil.
Echter, zelfs als het bereikte Belgische akkoord officieel een bijlage van het verdrag wordt hangt de juridische geldigheid en afdwingbaarheid af van wat precies in de tekst staat. Verdragsteksten worden immers bijna altijd gekenmerkt door juridisch jargon en door zinsconstructies die ruime interpretaties mogelijk laten.
Juridische spitsvondigheden
Juridisch interpretatie van verdragsteksten, zeker van handelsverdragen wordt niet gedaan door je lokale advocaat, tussen een scheidingszaak en een schadeclaim voor een auto-ongeval door. Dat wordt uitsluitend gedaan door gespecialiseerde juridische adviesbureaus, die peperduur zijn en bijna uitsluitend werken voor grote bedrijven, de enige entiteiten naast staten die in staat zijn om hun adviezen te betalen.
Deze adviesbureaus hebben geen enkel belang bij interpretaties die het algemeen belang vooropstellen. Dat betekent dat zelfs als er in het Belgisch akkoord zou staan dat privé-arbitragerechtspraak van het CETA-verdrag niet geldig zou zijn, dan kan een groot bedrijf nog altijd gaan procederen bij diezelfde privé-arbitrage met de stelling dat deze beperking een discriminerende invloed heeft op investeringen in België tegenover investeringen in andere lidstaten.
Zelfs als er in het Belgisch akkoord zou staan dat privé-arbitragerechtspraak van het CETA-verdrag niet geldig zou zijn, dan kan een groot bedrijf nog altijd gaan procederen bij diezelfde privé-arbitrage met de stelling dat deze beperking een discriminerende invloed heeft op investeringen in België tegenover investeringen in andere lidstaten.
Advies van het Europees Hof
Volgens het Belgisch akkoord zal de Belgische staat aan het Europees Hof van Justitie het advies vragen of de internationale privé-arbitrage (ISDS of ICS) verenigbaar is met de Europese Verdragen. Zal dat advies bindend zijn? En voor wie, alleen Wallonië, alleen België of voor alle EU-lidstaten? Het Europees Hof van Justitie maakt juridische analyses en beslist niet op basis van politieke of maatschappelijke overwegingen.
Bovendien, er bestaan al meerdere handelsverdragen van de EU en van afzonderlijke EU-lidstaten, vooral met zwakkere economieën in Afrika, waarin dergelijke arbitragesystemen bestaan en reeds werden toegepast. Zal een negatief advies van het Hof dan gelden voor al deze verdragen?
Zo zouden er ook bepaalde ‘vrijwaringsclausules’ in het belgisch akkoord voorzien zijn voor landbouwproducten, wanneer zich een ‘marktonevenwicht’ zou voordoen. ‘Marktonevenwicht’ klinkt goed maar is geen juridisch omlijnd begrip. Ook daar zullen internationaal gespecialiseerde adviesbureaus een hele kluif aan hebben.
ISDS en ICS is onverzoenbaar met democratie
Het komt uiteindelijk hier op neer: het systeem van internationale privé-arbitrage (ISDS-ICS) door ad-hoc zakenrechters (die geen ‘rechters’ zijn) is niet amendeerbaar. Alleen een volledig verbod is democratisch aanvaardbaar. Alleen democratisch gelegitimeerde nationale rechtbanken kunnen recht spreken over handelsgeschillen.
In hoeverre het nu bereikte akkoord tussen de Belgische federale en geestelijke regeringen dus inderdaad voldoende garanties bieden op een CETA-verdrag zonder ISDS of ICS blijft hoogst onzeker.
CETA blijft de wegbereider van TTIP
Het wordt ondertussen alsmaar duidelijker dat de Europese Commissie en de Europese economische elite het CETA-akkoord zo snel mogelijk wil ondertekend en geratificeerd zien, om alsnog het uiteindelijke doel te bereiken: het TTIP-verdrag tussen de EU en de VS.
Het TTIP-akkoord zelf is ondertussen zo zwaar gecompromitteerd dat zij bereid zijn dat eventueel te laten vallen. Echter, ook dat is nog steeds allesbehalve zeker. Als CETA er door geraakt en als blijkt dat internationale privé-arbitrage er wel degelijk integraal deel van uitmaakt, dat kan evengoed worden gepleit dat TTIP de logische vervolmaking van dat proces is.
En dan is er… TiSA
Paul Magnette stelt dat het bereikte Belgische akkoord ook ‘de openbare diensten zal beschermen’. Ook dat is verre van zeker. Bovendien komt binnen afzienbare tijd het Trade in Services Agreement (TiSA) op de Europese agenda. In dat verdrag zijn de EU, de VS, Canada en een dertigtal andere landen van de OESO betrokken.
Uit WikiLeaks-publicatie van meerdere hoofdstukken van de ontwerptekst van TiSA blijkt dat het wel degelijk de bedoeling is zowat alle openbare diensten voor privatisering open te stellen. Daarenboven voorziet TiSA dat eenmaal het verdrag in voege treedt, dat een lidstaat van het verdrag niet meer kan terugkomen met een hernationalisering van een geprivatiseerde dienst. Het verdrag laat alleen nog ‘andere’ privatiseringen toe…
Het uitstel van de ondertekening van het CETA-verdrag is een zeer belangrijke psychologische overwinning. Dit zal de strijd tegen deze handelsovereenkomsten een boost geven. Die strijd is echter verre van gestreden.