Nummer één op de to-do-lijst van president-elect Trump is het opzeggen van het vrijhandelsakkoord TPP met 15 landen rond de Stille Oceaan. Daarmee is ook TTIP tussen de VS en de EU van de baan. De strijd tegen deze handelsovereenkomsten is daarmee echter niet voorbij. Er zijn immers nog altijd TiSA en CETA.
Alvorens dieper in te gaan op de betekenis van de intentieverklaring van president-elect Donald Trump, een korte toelichting bij de hierboven vermelde letterwoorden.
TPP, TTIP, CETA, TiSA, OESO, NAFTA, ISDS, ICS en MIA, welkom in de lettersoep van de vrije markt
(Wie reeds vertrouwd is met deze afkortingen, kan dit hoofdstukje overslaan)
1. Het Trans Pacific Partnership (TPP) is een handelsakkoord van de VS met 15 andere landen rond de Stille Oceaan. Dit verdrag werd in 2015 al ondertekend door de regeringsleiders van de betrokken staten, waaronder president Obama. Het verdrag moet echter nog worden geratificeerd. Het Amerikaanse Congres wordt gedomineerd door de Republikeinse Partij. Dat betekent – zeker na Trumps intentieverklaring – het einde van het TPP. Zonder de VS, grootste partner in dat geheel, heeft het verdrag immers geen bestaansreden meer.
2. Het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de VS en de 28 lidstaten van de EU bevindt zich nog in onderhandelingsfase. Oorspronkelijk was de ondertekening gepland eind 2015, maar de onderhandelingen slepen nog steeds aan. President-elect Donald Trump heeft er nog niet expliciet naar verwezen, maar er mag redelijkerwijze van worden uitgegaan dat ook TTIP in zijn ogen geen genade zal vinden. Een aantal Europese politici hebben er al op gealludeerd dat ook voor hen TTIP daarmee definitief afgevoerd wordt.
3. Het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen Canada en de EU is een kleinere voorafspiegeling van het TTIP tussen de VS en de EU. Dat verdrag werd al eerder onderhandeld en bleef in de schaduw van de aandacht voor ht TTIP. CETA werd – na enige vertraging door de regering van het Waals Gewest onder leiding van Pierre Magnette (PS) – recent ondertekend in Brussel. Het moet nog worden geratificeerd door de parlementen van de 28 EU-lidstaten. In het Europees Parlement ondernemen de liberale en conservatieve fracties in samenwerking met de overgrote meerderheid van de socialistische fractie verwoede pogingen om alvast de ratificatie door het Europees Parlement er zo snel mogelijk door te sluizen.
4. Minder bekend dan het CETA-verdrag is het Trade in Services Agreement (TiSA). Dat verdrag wil de openbare diensten in de betrokken landen openstellen voor de markt, zeg maar ‘privatiseren’. Ook daar wordt nog steeds druk over onderhandeld door de 51 lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De OESO werd in 1949 opgericht als een samenwerkingsverband tussen de westerse geïndustrialiseerde landen en Japan. De voorbije jaren zijn daar andere minder welvarende landen bijgekomen (zie de lijst van 51 landen in voetnoot1 hieronder). Positieve noot: Uruguay heeft zich in 2016 als eerste land uit deze onderhandelingen teruggetrokken.
Vrijhandelsakkoorden: niet vrij, niet over handel en geen akkoorden
Zoals meermaals vermeld in vorige artikels over deze problematiek: de term ‘vrijhandelsakkoorden’ is bijzonder misleidend (Zie ons dossier Vrijhandelsakkoorden). Het zijn geen akkoorden over ‘vrijhandel’ maar over allesbehalve vrije handel, volledig gecontroleerd en gereguleerd door de grote bedrijven, zonder enige inmenging van de overheid.
1. Deze verdragen gaan in wezen zelfs nauwelijks over ‘handel’. Het zijn akkoorden over de bescherming van de rechten en privileges van investeerders. Met deze verdragen willen grote investeerders zich verzekeren tegen elk risico op overheidsinmenging voor zaken zoals de bescherming van het leefmilieu, de bescherming van de consument, voedselveiligheid, sociale bescherming, culturele rechten, de bescherming van de KMO’s en kleine zelfstandigen en van de zelfstandige landbouwers. Dat zijn immers allemaal zaken die het nastreven van winst op hun investeringen in gevaar brengen.
2. Het zijn niet eens ‘akkoorden’. Ze worden in het grootste geheim onderhandeld tussen vertegenwoordigers van de betrokken staten en juridische adviseurs van de grote bedrijven en de financiële sector. De term ‘geheim’ slaat in deze context uitsluitend op ‘geheim voor de betrokken bevolkingen’, vermits de bedrijfswereld van bij het begin betrokken is bij de opstelling van de teksten van deze ‘vrijhandelsakkoorden’ – en ze grotendeels zelf schrijft. Organisaties van de civiele maatschappij, consumentenorganisaties, leefmilieubewegingen, boerenorganisaties, organisaties van kleine zelfstandigen en kleine ondernemers en vakbonden hebben geen enkele inspraak in of toegang tot de onderhandelingsdocumenten.
3. Last but not least zijn deze verdragen niet vrij, maar extreem protectionistisch. De term protectionisme wordt historisch steeds gelinkt aan staten en refereert naar bijvoorbeeld een protectionistische staat die zijn grenzen afsluit voor de import van bepaalde producten.
Deze ‘vrijhandelsakkoorden tussen staten’ zijn in werkelijkheid ‘protectionistische bedrijfsovereenkomsten om de privileges van investeerders tegen de inmenging van democratische overheden te verhinderen’.
In hun retoriek noemen alle presidenten van de VS zich tegenstanders van handelsprotectionisme en voorstanders van de vrije markt. In werkelijkheid zijn de VS de meest protectionistische economie ter wereld. De term is wel degelijk van toepassing op deze vrijhandelsakkoorden. Dit zijn immers verdragen die een bikkelhard bedrijfs- en investeerdersprotectionisme opleggen aan de staten.
Trump wil ‘andere’ vrijhandelsakkoorden
President-elect Donald Trump wil blijkbaar komaf maken met het systeem van deze grote vrijhandelsakkoorden. Het is het eerste punt op zijn to-do-lijst voor zijn eerste honderd dagen (op die lijst geen einde van Obamacare, geen muur aan de grens met Mexico, maar dat terzijde). Hij wil daarentegen terug naar het aloude systeem van afzonderlijke bilaterale verdragen (tussen twee staten onderling).
Heel wat van zijn Amerikaanse kiezers waren gecharmeerd door zijn aanval op het reeds bestaande vrijhandelsakkoord North American Free Trade Agreement (NAFTA) van 1994 tussen de VS, Canada en Mexico. Daardoor zijn tienduizenden banen in de industriële sector in de VS verloren gegaan en vertrokken over de grens naar lageloonland Mexico.
Trump stelt met zijn afkeuring van het nieuwe vrijhandelsakkoord TPP goedbetaalde, degelijke, vaste banen voor mensen met een opleiding (skilled jobs) terug naar de VS te brengen. In hoeverre dat zal lukken – of eerder, in hoeverre dat inderdaad zijn echte intentie is – blijft voorlopig een open vraag. Feit is dat Trump zelf een groot deel van zijn werknemers in andere landen dan de VS heeft, waaronder zelfs het door hem vermaledijde China.
Voeren links en rechts hier één strijd?
Voorstanders van de grote vrijhandelsakkoorden in Europa wijzen de progressieve krachten die tegen deze akkoorden strijden daarom al met de vinger. Zij zouden meeheulen met een rechtse racist/seksist in het Witte Huis.
Het klopt dat in Europa en de VS bij extreem-rechtse krachten verzet is tegen deze akkoorden. De redenen waarom progressieve en reactionaire krachten tegen deze akkoorden strijden, zijn echter fundamenteel verschillend. Bovenal is het alternatief dat door extreem-rechts wordt geponeerd de antipode van het progressieve antwoord op deze akkoorden.
Het progressieve verzet tegen de vrijhandelsakkoorden is een uiting van een veel breder protest, van het globale verzet tegen het neoliberalisme dat in al zijn vormen het naoorlogse model van de sociale welvaartsstaat vernietigt.
Het reactionaire verzet tegen deze akkoorden is daarentegen een uiting van eurocentrisch, wit racisme, van een hunkering naar een goede, oude wereld, gedomineerd door witte weldenkende mensen. In de VS heeft dat eurocentrisme weliswaar een andere naam, maar het gaat over hetzelfde fenomeen. Daar heet dat tegenwoordig AltRight, een hip eufemisme voor ‘white supremacy’.
TTIP blijft behouden via CETA (en TiSA)
Met het einde van TPP en TTIP zijn de doelstellingen achter deze verdragen echter niet verdwenen. TTIP is voor de voorstanders immers niet meer noodzakelijk om hun echte streefdoel te bereiken: het neoliberale project verankeren door verkiezingen, waarbij de bevolking voor een ander overheidsbeleid zou kiezen, irrelevant te maken.
De kern van deze akkoorden – in feite de enige bestaansreden voor deze nieuwe akkoorden – is het systeem van economische arbitrage. Dat systeem, het Investor State Dispute Settlement (ISDS) of zijn light-versie, het Investment Court System (ICS) is bedoeld om de nationale rechtspraak – de enige die democratisch gelegitimeerd is – uit te schakelen voor handelszaken.
Het ISDS/ICS-systeem zit al vervat in het reeds ondertekende (maar nog niet geratificeerde) CETA-verdrag. Oorspronkelijk was dit verdrag uitsluitend bedoeld voor de wederzijdse bescherming van de rechten van investeerders in Canada en de EU, een kleine voorloper van de grote TTIP tussen de VS en de EU.
De grote media zullen het niet met zoveel woorden zeggen maar het verzet tegen TTIP is historisch en heeft de voorstanders compleet verrast. Zij hadden gerekend op de gewoonlijke onwetendheid van de bevolking en desinteresse van de media om hun plannen er door te sluizen, net zoals dat vroeger altijd al met handelsovereenkomsten en internationale verdragen ging.
Zij hebben over dat verzet tegen ISDS zeer goed nagedacht en houden er wel degelijk rekening mee, maar niet op de manier die het verzet zal bevallen: “Hoe houden we de echte bedoelingen van deze akkoorden in stand, terwijl we de akkoorden zelf laten vallen?”
Het antwoord op die vraag zit vervat in de spoed waarmee CETA voor het ogenblik wordt doorgedrukt. Zodra CETA in voege treedt kunnen alle bedrijven en investeerders in de VS een filiaal openen in Canada en het wezen van TTIP is gered. Via de ISDS/ICS-procedure van CETA kunnen Amerikaanse bedrijven en investeerders vervolgens Europese staten voor hun zakenrechtbank dagen, zonder mogelijkheid tot beroep en achter gesloten deuren.
Er dan is er nog TiSA
Er is echter een nog groter gevaar dan CETA. Het Trade in Services Agreement (TiSA) heeft de bedoeling alle overheidsdiensten van openbaar vervoer tot onderwijs en gezondheidszorg open te stellen voor de ‘vrije markt’, lees voor privatisering.
Zijn TTIP en CETA al schokkend is hun diepe minachting voor de democratie, dan zijn ze nog de softe broertjes van het TiSA-akkoord. Dit akkoord omvat onder meer bepalingen die stellen dat delen van het akkoord nog vijf jaar of meer na het invoege treden van het verdrag geheim moeten blijven.
Bovendien wil dat verdrag vastleggen dat alle overheidssectoren en -diensten die op een bepaald ogenblik zijn geprivatiseerd niet opnieuw mogen worden genationaliseerd. Het enige wat nog mag na een mislukte privatisering is een andere privatisering.
Waarom toch stappen openbare overheden hier in mee?
Sommigen verbazen zich er over waarom staten en overheden zo vrijwillig meestappen in deze afbraak en opgave van hun soevereine machten en van hun competentie om de maatschappij nog zelf vorm te geven. Er zit een denkfout in deze vraag.
Overheden en staten zijn abstracte begrippen. Het zijn geen wezens met een eigen mening of belang. Het is niet ‘België’ dat beslist, of ‘Brussel’, of de ‘VS’. De echte beslissers zijn machtsgroepen en organisaties binnen die overheden en staten.
De krachten die baat hebben bij een ondermijning van het democratisch gelegitimeerde overheidsgezag zetten alle middelen om hun doel te bereiken. Neoliberalisme is dan wel de eerste grote ideologie die zijn eigen bestaan ontkent, de voorstanders weten goed waar ze mee bezig zijn.
Omdat de voorstanders van het neoliberale maatschappijmodel er van uitgaan dat hun ideologie nooit een meerderheid van de bevolking hierachter zal krijgen, en omdat zij een electorale tegenbeweging verwachten, zien zijn in deze globale alomvattende vrijhandelsakkoorden een ideale oplossing. Eenmaal die verdragen wet zijn, behouden de burgers de volledige vrijheid om de personen te verkiezen die het onveranderde neoliberale beleid zullen verderzetten. Griekenland is al een een eerste voorafspiegeling van dat model.
Er zullen tussen de woordvoerders van de Europese Commissie en de politici wel enkelen zijn die oprecht geloven in de gecommuniceerde gunstige effecten van deze vrijhandelsakkoorden voor de gewone mensen. De verstandigen onder hen weten beter. Dit is niet meer of niet minder dan een poging om het nastreven van, de terugkeer naar of het behoud van de sociale welvaartsstaat in eender welke vorm – modern of ouderwets – onmogelijk te maken.
Geopolitieke overwegingen
De wil bij de economische elite in de VS en de EU om grote alomvattende handelsakkoorden af te sluiten is echter niet alleen bedoeld als verzekering van bedrijfs- en investeringswinsten.
De EU (en zijn ‘Europese’ opvolger in de VS) zijn hun historische dominantie over de wereldeconomie aan het verliezen. Het laatste wat de voorstanders van TTIP en consoorten willen is het ontstaan van een echte vrije markt op wereldschaal, waar de EU en de VS slechts als ‘gelijkwaardige partner’ zullen kunnen mededingen, een nachtmerriescenario.
Meerdere landen in de vroegere Derde Wereld – in de eerste plaats de vijf BRICS-landen Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika – willen immers hun eigen neoliberale koers gaan varen, los van de EU en de VS.
De recente opflakkering van de Koude Oorlog met Rusland is complex en heeft vele oorzaken, maar de drang van de BRICS-landen (en andere) om hun eigen economische koers te gaan varen is eveneens een van de belangrijke drijfveren achter deze akkoorden.
Dit zijn géén domme mensen
Sommige tegenstanders van deze verdragen verwijten de voorstanders dat ze dom zouden zijn. Zien zij dan niet de desastreuze asociale gevolgen voor de gewone bevolking? Dat is weer een denkfout.
Voorstanders van deze akkoorden zijn héél verstandige mensen. Zij weten waarschijnlijk zelfs beter dan de tegenstanders wat de echte gevolgen van deze akkoorden zullen zijn. De gevolgen van deze akkoorden zijn echter niet ‘onbedoeld’, ‘onverwacht’, ‘ongewenst’ of ‘jammer’. Het zijn de échte doelstellingen.
De verdedigers van deze akkoorden dromen van een wereld waarin de burger een passieve consument wordt, herleid tot passieve werknemer die zich niet moeit met verloning en werkomstandigheden, die geen enkele werkzekerheid of inkomenszekerheid heeft, een burger voor wie informatie, gezondheidszorg, onderwijs een consumptieproduct is, uitstekend voor wie het kan betalen, pech voor de rest.
Verzet werkt wel
De enige zekerheid die deze akkoorden nastreven is die van winst op investeringen. De voorstanders zijn zeer machtig. Maatschappelijk verzet tegen deze akkoorden is moeilijk, succes is verre van verzekerd. De enige zekerheid die het opgeven van dat verzet biedt is dat deze akkoorden er zullen komen.
Dit kan echter wel degelijk gestopt worden. In de media hoor je er tegenwoordig niets over, maar dit is niet de eerste poging om met globale, wereldwijde akkoorden de neoliberale agenda te verankeren.Die eerste poging is mislukt.
In de jaren 1990 hebben de lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (of zoals hierboven al gezegd, de machtige sectoren van die staten) het Multilateral Investment Agreement (MIA) onderhandeld. De teksten werden pas openbaar in 1997 vlak voor de ondertekening door de betrokken regeringsleiders. De ratificatie door de betrokken parlementen is er daarna nooit gekomen. Daar heeft gemotiveerd, geïnformeerd, geëngageerd, gecoördineerd massaal protest toen voor gezorgd. Dat was toen nog grotendeels zonder het internet.
Wat toen kon, kan ook nu.
1 OESO-lidstaten met ‘hoog inkomen’: Australië, Canada, Chili, Hongkong, IJsland, Israël, Japan, Zuid-Korea, Liechtenstein, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Zwitserland, Taiwan, VS en de 28 lidstaten van de EU; OESO-lidstaten met een ‘gemiddeld inkomen’: Colombia, Costa Rica, Mauritius, Mexico, Panama, Peru, Turkije; OESO-lidstaten met een ‘laag gemiddeld inkomen’: Pakistan en Paraguay. Uruguay heeft zich in 2016 uit de onderhandelingen teruggetrokken.