Wat Oost-Timor twintig jaar geleden ons leert over vandaag

Het graf van Sebastião Gomes op het kerkhof Santa Cruz van Dili, Oost-Timor. Hier op dit kerkhof, tussen de graven, werden tijdens zijn begrafenis meer dan 250 Timorezen afgeslacht door het Indonesische leger. De schuldigen zijn bekend maar lopen nog steeds vrij rond.

Het graf van Sebastião Gomes op het kerkhof Santa Cruz van Dili, Oost-Timor. Hier op dit kerkhof, tussen de graven, werden tijdens zijn begrafenis meer dan 250 Timorezen afgeslacht door het Indonesische leger. De schuldigen zijn bekend maar lopen nog steeds vrij rond. © Lode Vanoost

FacebooktwitterFacebooktwitter

Deze maand is het twintig jaar geleden dat het Indonesische leger 271 demonstranten doodschoot tijdens een begrafenisplechtigheid op het kerkhof Santa Cruz van Dili, hoofdstad van Oost-Timor. Deze slachtpartij is het levend bewijs van de schijnheilige dubbelzinnige moraal die vandaag in de Eerste Wereld heerst over mensenrechten en democratie. Ze wordt dan ook netjes ‘vergeten’ door de grote media

Timor-Leste, een jong land

Timor-Leste – zoals Oost-Timor officieel heet – is als een van de jongste lidstaten van de Verenigde Naties tegenwoordig niet bepaald een onderwerp dat de frontpagina’s haalt. Alles peis en vree?

De geschiedenis van dit getormenteerde landje, amper zo groot als drie Vlaamse provincies, leest nochtans als een schoolvoorbeeld van hoe het o zo welmenende vrije Westen in werkelijkheid omgaat met mensenrechten en democratie.

Timor-Leste, de laatste ‘kolonie’ ter wereld

Tot 1975 was Oost-Timor een Portugese kolonie. Dat verklaart waarom dit halve eilandje in de archipel van Indonesië weinig banden had met het andere deel van het eiland Timor, de Indonesische provincie West-Timor en met de rest van Indonesië. De enige handel van de kolonie was met moederland Portugal. Oost-Timor was daarom ook overwegend rooms-katholiek.

In 1974 bracht de Anjerrevolutie in Portugal een einde aan de fascistische dictatuur. Tot dan waren de Portugese kolonies ondanks jarenlang hevig verzet uitgesloten gebleven van onafhankelijkheid zoals de andere kolonies in Afrika en Azië (zoals Indonesië). Het zware verlies dat het koloniale leger tegen dat verzet leed was één van de redenen voor de Anjerrevolutie. Het erkennen van de onafhankelijkheid van al zijn kolonies was één van de eerste beleidsdaden van het nieuwe bestuur in Lissabon.

Daar was echter één uitzondering op. Oost-Timor had nooit een verzetstrijd gekend tegen het Portugese bestuur. Dat kwam onder meer omdat de koloniale overheersing daar feitelijk beperkt was tot een paar havens en steden. In 1975 had de kolonie slechts 18 kilometer verharde wegen.

De kleine vissersdorpen aan de kust en de boerengemeenschappen in het binnenland ondervonden relatief weinig hinder van de kolonisatie. Amper 11 procent van de bevolking kon in 1975 lezen en schrijven – in het Portugees wel te verstaan. Dat waren vooral handelaars en de koloniale administratie die bijna volledig uit lokale Timorezen bestond.

In 1975 besliste de koloniale gouverneur van Oost-Timor om politieke partijen toe te laten. Indonesië dat toen een zeer repressieve militaire dictatuur was, zag dit alles met lede ogen gebeuren.

Indonesië zag democratie in zijn achtertuin niet zitten

Het idee van een functionerende democratie in zijn achtertuin was al problematisch genoeg, maar dat was niet het voornaamste bezwaar. Indonesië is een archipel van grote en kleine eilanden verspreid over een enorme oppervlakte met een etnisch zeer verscheiden bevolking. Heel wat van die 1.300 (!) eilanden kenden (en kennen nog altijd) afscheidingsbewegingen, die de grenzen van de voormalige kolonie Nederlands Oost-Indië nooit erkend hebben.

De Verenigde Staten hadden zich enkele jaren daarvoor smadelijk teruggetrokken uit de oorlog in Vietnam en zich volledig teruggeplooid op hun nieuwe bondgenoten Indonesië en de Filipijnen.

De Indonesiche dictator Soeharto was tien jaar eerder aan de macht gekomen na een staatsgreep tegen de verkozen president Soekarno, wiens linkse onafhankelijke koers een doorn in het oog van het Westen was. Soekarno wilde immers af van de door het Westen opgelegde rol van leverancier van goedkope grondstoffen en goedkope arbeid en wilde van zijn land een industriële sociaaldemocratie naar Europees model maken.

Vrijheid kan … als het in ons belang is

Dat ging rechtstreeks in tegen de economische belangen van het Westen. Soeharto maakte komaf met alle sociale verworvenheden van zijn voorganger en zat daarna comfortabel in het zadel met overvloedige militaire steun van de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Australië en Nederland. Ook Belgische wapenhandelaars kregen een bescheiden deel van de lucratieve markt.

Het IMF en de Wereldbank kregen de vrije hand om het land te ontwikkelen tot het gekende succesmodel: een maatschappij bestaand uit een piepkleine stinkend rijke elite en een straatarme bevolking. De toen opgebouwde overheidsschuld mag nu door de bevolking afbetaald worden. Voor sociale programma’s is ‘geen geld meer’. Dat horen we tegenwoordig ook hier heel vaak.

Bedenk dat dit de periode van de Koude Oorlog was, waarin alle verzet tegen de economische orde van het Westen als ‘communisme’ werd gebrandmerkt. Versta ‘communisme’ hier niet in zijn theoretische betekenis in het woordenboek, maar in zijn concrete, technische betekenis: “alles van eender welke strekking dat in eender welke vorm tegen onze belangen ingaat, wat de feiten ook mogen zijn”, dus zelfs als het over een nationalistische liberale emancipatiestrijd ging zoals bijvoorbeeld in Iran in 1958.

Genocide is alleen ‘genocide’ als de vijand het doet

Om een lang verhaal kort te maken, Indonesië viel Oost-Timor binnen en richtte er een slachting aan waarvan de juiste cijfers nog altijd niet bekend zijn. Alleen al de eerste drie jaar tot 1978 werd naar schatting één derde van de bevolking uitgemoord, afgemaakt door de repressie of verhongerd in strafkampen. Proportioneel gemeten naar het bevolkingsaantal is dit één van de grootste genocides van de voorbije eeuw.

In het vrije Westen was het in diezelfde periode bon ton om de misdaden van de Rode Khmer in Cambodja aan te klagen. Die misdaden waren reëel en de internationale verontwaardiging was bij velen zeker gemeend. Het pleit ook voor een aantal van de organisaties en NGO’s die tegen de ‘killing fields’ in Cambodja ageerden, dat ze niet wisten dat er ondertussen een gelijkaardig drama plaatshad, eveneens in het Verre Oosten.

Er waren echter ook heel wat NGO’s die doelbewust weigerden om de feiten in Oost-Timor uit te pluizen, onder andere omdat ze voor hun subsidies afhankelijk waren van hun bij deze slachting betrokken regeringen.

Onwetendheid konden de westerse regeringen echter niet pleiten. Integendeel, ondanks officiële VN-wapenembargo’s tegen Indonesië wegens de invasie van Oost-Timor, gingen de VS en zijn bondgenoten door met het leveren van precies die wapens die voor antiguerrilla-acties tegen het verzet nodig waren.

Die gruwelijke repressie ging ongehinderd door tot in de jaren negentig. Vandaag weten we onder andere via WikiLeaks dat de Amerikaanse en Europese ambassades in Djakarta perfect wisten wat in Oost-Timor aan het gebeuren was en dat men voortdurend diplomatiek overleg pleegde om dat in de doofpot te steken.

Business as usual voor het Indonesische leger

Wanneer dus de Indonesische repressie op 28 oktober 1991 de jonge demonstrant Sebastião Gomes oppakt, foltert en dood achterlaat op de straten van de hoofdstad Díli is er niets dat doet vermoeden dat ze dit maal te ver zijn gegaan.

Enkele dagen eerder had Indonesië nog ongestraft de toegang geweigerd aan een delegatie van de Speciale Gezant voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties. De westerse landen deden niet de minste moeite om hen te dwingen. Dat had de interne spanning in Oost-Timor nog verhoogd. Tijdens een van de daaropvolgende protestbetogingen werd de 18-jarige Sebastião Gomes opgepakt.

Dat de begrafenisstoet voor Sebastião Gomes op 12 november duizenden sympathisanten lokte, was desalniettemin geen reden voor het Indonesiche leger om echt verontrust te zijn. (In Oost-Timor is het traditie om de begrafenis in intieme kring te houden en pas twee weken later een herdenkingsplechtigheid te organiseren). Begrafenissen waren voortdurend aanleiding voor betogingen. Dat was ook niet te verwonderen vermits betogen nog altijd verboden was.

Een slachting meer of minder, who cares?

Op het ogenblik dat de stoet aankwam aan het kerkhof van Santa Cruz waren er amper incidenten geweest, op een paar pogingen na van gehate Timorese collaborateurs om de spandoeken en vlaggen van betogers af te pakken, waarbij enkele betogers en één politieagent gewond werden.

Wat de drijfveer was voor de beslissing werd nooit degelijk uitgepluisd, maar de Indonesische troepen naast het kerkhof begonnen op de menigte te schieten die zich op het kerkhof achter de grafzerken probeerde te verbergen. In de daaropvolgende uren werden een aantal gewonden op het kerkhof zelf geëxecuteerd, terwijl een aantal anderen werd weggevoerd en later afgemaakt. De uiteindelijke balans is nooit bekend geworden. Volgens het East Timor and Indonesia Action Network (ETAN) gaat het om minstens 271 doden en ongeveer 250 vermisten.

Schieten mag, filmen niet

Ditmaal maakte de bezetter echter een cruciale fout. Hun inlichtingendiensten hadden niet opgemerkt dat er onder de betogers drie blanken waren met een kleine camera. De Amerikaanse journalisten Amy Goodman (nu bekend als ankervrouw van de Amerikaanse alternatieve tv-zender Democracy Now!) en Allan Nairn en de Britse cameraman Christopher Wenner (die daar onder de valse naam Max Stahl aanwezig was, wat nu zijn erenaam is geworden) moesten eveneens rennen voor hun leven, maar Stahl had de tegenwoordigheid van geest om vanachter de grafzerken de slachting te blijven filmen.

De aanvankelijke reactie van het vrije Westen was zoals gewoonlijk: ontkennen, benadrukken dat het om een reactie van zelfverdediging ging van de soldaten die ‘zelf beschoten’ werden, de cijfers verminderen … vooral de Australische regering deed zijn best in de strijd voor de mensenrechten in Oost-Timor.

De beelden waren het land nog niet uit geraakt. In samenspraak met een Amerikaans pr-bedrijf bereidde de regering zich alvast voor op eventuele publicatie voor met het argument dat het leger uit zelfverdediging had geschoten.

Slachtoffers worden daders

Het leger had de filmende ‘daders’ wel gezien, maar kon ze niet vastkrijgen, hoewel daar alle middelen voor werden ingezet. De Indonesiche regering bracht Australië er van op de hoogte dat twee van hen ‘ontsnapt’ waren, waarschijnlijk richting Darwin (de Australische noordelijke kuststad op 800 kilometer van Oost-Timor).

Altijd in de bres voor de waarheid, sinds zij als enig lang ter wereld de annexatie van Oost-Timor had erkend, besliste de Australische regering beide journalisten bij hun aankomst aan te houden en al hun beeldmateriaal in beslag te nemen. Jammer genoeg hadden die de betreffende beelden al eerder doorgegeven aan een Nederlandse toevallige kennis die ongemoeid was gelaten.

Een misstap, géén misdaad …

De beelden schokten de wereldopinie. Voor het eerst waren er onweerlegbare bewijzen dat Indonesië deed wat het altijd al had ontkend. De Australische minister van Buitenlandse Zaken, Gareth Evans, deed nog zijn uiterste best door de slachting een ‘aberratie’ te noemen, een misstap, een overdreven reactie, een afwijking van de norm, in geen geval ‘staatsbeleid’ van de Indonesische buur.

Zijn regering had er immers alle belang bij om dit ‘probleem’ in de kiem te smoren. Amper twee jaar eerder op 11 december 1989 had hij met Indonesië het Timor Gap Treaty (verdrag) getekend, dat de olievelden in de zee tussen Oost-Timor en Australië netjes verdeelde tussen beide staten (Indonesië, niet Oost-Timor). Dat verdrag was net in werking getreden op 9 februari 1991.

Gareth Evans had zich eerder ook al onderscheiden door zijn uitspraak dat de wereld de annexatie van Oost-Timor maar moest erkennen, omdat dat nu eenmaal is “wat grote staten met kleine doen”. Australië was het enige land ter wereld dat de annexatie officieel erkend had (zie ook hierboven).

Responsibility to Protect

Na zijn politieke carrière werd deze edele man, niet gestoord door zijn eigen politieke verleden, een groot pleitbezorger van het nieuwe concept ‘Responsibility to Protect’ (R2P), de plicht van de internationale gemeenschap om tussenbeide te komen wanneer een land massaal de mensenrechten van zijn bevolking schendt. R2P is vandaag een zeer geliefkoosd begrip in NAVO-kringen.

Dat hij zich tijdens zijn politieke carrière intensief had ingezet om net dat te beletten, namelijk dat er ook maar iets tegen de Indonesische repressie zou worden ondernomen, belette evenmin dat hij van 2000 tot 2009 voorzitter werd van deInternational Crisis Group, een NGO die zich oficieel met conflictpreventie bezig houdt.

Als er een Nobelprijs zou bestaan voor hypocrisie op gebied van mensenrechten zou hij zeker een waardig kandidaat zijn.

Wat leren we daar uit?

Er worden al meerdere jaren pogingen ondernomen om de verantwoordelijken voor de slachting van Santa Cruz voor de rechter te brengen. Totnogtoe vergeefs, onder meer omdat de westerse regeringen met boter op hun hoofd zich daar actief tegen afzetten.

Het gaat dan over dezelfde regeringen die hoog van de toren blazen over de mensenrechten in Libië onder Khaddafi, maar geen probleem meer zien eenmaal de rebellen daar de sharia willen invoeren. Het gaat ook over dezelfde regeringen die geen graten zien in de middeleeuwse regimes van Saoedi-Arabië en Bahrein.

Selectieve verontwaardiging is van alle tijden

Wat leren we daaruit? Mensenrechten worden selectief gerespecteerd. Wanneer het gaat over vijanden is de verontwaardiging en de roep tot actie groot. We noemen schendingen van de mensenrechten dan ‘schendingen van de mensenrechten’.

Wanneer het gaat om bondgenoten (of wanneer de feiten worden gepleegd in onze eigen naam) zoekt men de nuance, de context, excuses of zelfs vergoeilijkingen. We noemden dat dan ‘hardhandig optreden’, ‘overdreven reactie tegen gewelddadig gedrag van een deel van de bevolking’, ‘herstel van wet en orde’, ‘paniekreactie van de overheid’ …

Je kan daar een derde soort schendingen van de mensenrechten bijvoegen: wanneer die ergens gebeuren waar we geen enkel belang hebben of waar geen officiële vijand bij betrokken is, verwijzen we dat naar de kleine berichtjes op de binnenpagina’s.

Een bericht dat tientallen stakende naaisters in Bangladesh werden neergeschoten door de oproerpolitie heeft dan ook geen nieuwswaarde. Het is als het ware ‘niet gebeurd’.

Kortom, er bestaan vandaag drie soorten ‘schending van de mensenrechten’:

1. Als de dader een officiële vijand is van het Westen noemen we dat ‘schending van de mensenrechten’.

2. Als de dader een bevriend regime is dat onze steun krijgt noemen we vanalles van ‘herstellen van wet en orde’ tot ‘overdreven paniekreactie’, eender wat, zolang de term ‘mensenrechten’ er maar niet in voorkomt.

3. Als de daders zich ergens bevinden waar we geen belangen hebben en de slachtoffers ons absoluut niet interesseren, dan is er ‘niets gebeurd’.

Onze regeringen zijn medeplichtig

De slachting van Santa Cruz werd gepleegd door onze bondgenoten, met onze wapens, voor de verdediging van onze belangen. Het Westen draagt hier de volledige verantwoordelijkheid voor. Niet aandringen op vervolging van de daders van Santa Cruz staat gelijk aan medeplichtigheid, medeplichtigheid aan misdaden tegen de mensheid.

Hoeft het te verbazen dat de publieke opinie in Afrika, Latijns-Amerika en Azië niet onder de indruk is van de recente westerse belangstelling van het Westen voor de mensenrechten? Ze weten daar wel beter. Wie al een tijdje aan het ‘krijgende’ eind van de gesel heeft gestaan, heeft nu eenmaal de neiging de intenties van de ‘beul’ te wantrouwen …

 

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.