De langste politieke crisis in de Belgische geschiedenis is voorbij. 541 dagen, waarschijnlijk ook een wereldrecord. Niets om trots op te zijn. Toch is het niet al kommer en kwel. Een kritische terugblik.
Na 37 jaar terug een Waalse eerste minister
Het is uiteindelijk zover. Het wordt even wennen om niet altijd ‘ontslagnemend minster zus of zo’ op de radio te horen. Er was zelfs een zekere gewenning in de geesten. Wat zowat iedereen tot enkele weken voor onmogelijk hield is toch gelukt. Elio Di Rupo wordt de eerste Waalse eerste minister van België sinds januari 1974.
Zijn voorganger Edmond Leburton, eveneens een PS-er hield het exact één jaar uit. Een groot corruptieschandaal deed hem de das om. Of de regering van Di Rupo de korte rit tot juni 2014 uitrijdt, valt nog af te wachten. De eerste grote uitdaging staat al klaar: de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012.
Een terugblik
Op 15 juli dit jaar schreef ik reeds een opinieartikel over de Belgische crisis. Die duurde toen al onwaarschijnlijk lang. Ik had nooit gedacht dat het daarna nog zo lang zou duren. Er was toen wel één element dat de situatie anders maakte dan nu: de N-VA was nog bij de onderhandelingen betrokken. Dat maakt een cruciaal verschil. Zo is toch gebleken.
Ik overloop even wat ik toen schreef en bekijk wat daar nog van overeind staat. Een korte samenvatting en één citaat: “Dit is allesbehalve de zwaarste politieke crisis in de Belgische geschiedenis. In de jaren ’30, de jaren ’50 en de jaren ’80 heeft dit land voor hetere vuren gestaan. Alleen de lengte van deze crisis maakt ze speciaal en alleen daarom ook redelijk ernstig.”
1. Ongeveer 40-50 procent van de overheidstaken in België wordt reeds uitgeoefend door de regionale overheden (na de komende hervorming neemt dat nog toe).
2. Er is geen nationale munt meer. Het lijkt contradictorisch wanneer tezelfdertijd de eurozone in een diepe crisis verkeert, maar daar er geen nationaal monetair beleid meer bestaat, kon deze crisis langer aanslepen. Tijdens vroegere crisissen was daar geen sprake van. De druk van de dalende Belgische frank heeft menige regeringsonderhandeling tot een snel einde gebracht.
3. In vergelijking met de rest van de Europese Unie gaat het alle omstandigheden in acht genomen redelijk goed met de Belgische economie. Natuurlijk klagen werkgeversorganisaties steen en been. Hebben ze ooit anders gedaan?
4. Er zijn geen partijgetrouwe kiezers meer. De traditionele partijen zijn bang geworden. Ze hebben de zekerheid van hun solide achterban niet meer. Dat geldt vooral voor de CD&V die met panische angst de gemeentelijke verkiezingen afwacht. Die ontrouw aan de partijen vertaalt zich voor het ogenblik bijna volledig in stemmen voor de N-VA. Die partij heeft nu volop de wind in de zeilen en ziet daarmee niet dat dat wispelturig kiesgedrag ook voor hen gevolgen zal hebben.
5. De N-VA is een jonge partij, zonder enige concrete ervaring. Ze is bovendien gebouwd op het charisma van één enkel persoon. Niet bepaald een solide basis om in een regering te stappen.
De profetie is niet uitgekomen: België bestaat nog
Geen van deze ‘omstandigheden’ was volgens mij de echte reden voor het lange aanslepen van deze crisis. Voor de N-VA was de aanhoudende federale crisis een zelfvervullende profetie. Hun thesis dat België ‘niet meer werkte’ werd immers dagelijks bewezen. De partij had er dan ook alle belang bij dat deze onderhandelingen zouden mislukken. Daar zou dan maar één logische conclusie uit kunnen volgen: de splitsing van België.
Bij de N-VA is men niet dom, integendeel. Men weet daar heel goed waar het probleem zit. Er is geen democratische meerderheid voor de splitsing van het land, noch in Wallonië, noch in Vlaanderen. Na anderhalf jaar politieke crisis is de partij er in geslaagd het aantal Vlamingen dat een splitsing van het land wil te laten stijgen van 20 naar amper 22 procent (de cijfers variëren lichtjes, de vraagstelling is ook niet op dezelfde manier geformuleerd, maar toch, ze geven in ieder geval een duidelijke tendens rond de 20 procent weer).
Nochtans, als je de stemmen voor de N-VA en het Vlaams Belang – de twee partijen die voor een splitsing van het land zijn – samentelt, kom je aan een veel groter percentage.
Kiesgedrag vertolkt slechts een deel van de opinie
Hoe valt dat verschil te verklaren? Eenvoudig, de kiezer stemt voor deze partijen om andere dan communautaire redenen. Het idee van de ‘foertstem’ ontstond tijdens de grote succesperiode van het Vlaams Belang. Vandaag wordt de term niet veel meer gebruikt. Toch is hij volgens mij nog steeds van toepassing. Meer en meer Vlamingen zijn vervreemd geraakt van de traditionele partijen en brengen met hun stem voor deze partijen hun afkeer voor de drie traditionele partijen uit.
Bovendien heeft de N-VA met Bart De Wever niet alleen een bijzonder charismatisch leider maar ook een nieuw politiek fenomeen in de Belgische (en Europese) politiek geïntroduceerd. Vergelijkingen lopen natuurlijk altijd wel ergens mank, maar ik vind deze man vooral lijken op traditionele Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse politici.
Ook hij combineert een volkse ‘sociale’ aanpak met een keiharde neoliberale ideologie. Ook hij is populair bij een kiezerspubliek dat nauwelijks een benul heeft van waar de man voor staat (en van die onwetendheid niet eens wakker ligt).
Schone schijn bedriegt
Er wordt tegenwoordig wat schamper gedaan over de bewondering die De Wever heeft voor de Brit Theodore Dalrymple. Deze man valt de sociale welvaartsstaat aan als oorzaak van alle kwaad (dat hij ondertussen zelf van een ruim overheidspensioen geniet, zal daar wel niets mee te maken hebben). Maar dat is eigenlijk niet zo erg. De theorieën van Dalrymple doorstaan de meest eenvoudige test niet. De man verliest dan ook nooit tijd aan tegensprekelijke debatten. Hij houdt het liever bij monologen.
Edmund Burke
Veel erger is dat De Wever een fan is van de Britse filosoof Edmund Burke (1729–1797). Wat deze man echt dacht, is natuurlijk altijd moeilijk exact te achterhalen en onderwerp van vele interpretaties. Een aantal centrale thema’s van zijn gedachtegoed doen toch de wenkbrauwen fronsen:
Burke was tegen democratie voor iedereen (via algemeen stemrecht) om drie redenen:
1. Regeren vraagt een niveau van intelligentie en kennis die de gewone mens niet heeft.
2. Die gewone mens laat zich leiden door gevaarlijke passies die gemakkelijk door demagogen kunnen worden uitgebuit, waarbij vooral het privé-eigendom in gevaar komt.
3. Democratie is een tirannie van de meerderheid over ‘onpopulaire minderheden’ zoals de hogere klassen.
Bovendien was de afwezigheid van democratie voor hem geen moreel probleem. De gewone mens wil immers bestuurd en gecontroleerd worden. De man geloofde in een soort goedaardig paternalistisch bestuur door een verlichte elite.
Het is de hedendaagse interpretatie die telt
Je moet dat ideeëngoed uiteraard in zijn historische context zien. Het is echter de hedendaagse interpretatie die ons zorgen moet baren. Dat politici als De Wever nu openlijk naar dergelijke figuren verwijzen, kan alleen maar betekenen dat zij denken dat de tijd rijp is voor een ‘herdenken’ van de democratie zelf.
De aanpak van de wens van de N-VA voor een splitsing van het land past perfect in dit denkkader. Via democratische weg zal het nooit lukken. Dan moet het maar via politieke weg gebeuren (het Tsjechoslovaakse scheidingsscenario, daar werd de splitsing doorgevoerd zonder dat bij één van beide volkeren een meerderheid voor de splitsing was, recente opiniepeilingen blijven dat bevestigen).
Daar was deze uitgerekte crisis het ideale vehikel voor. Sinds 6 december weten we dat dit niet gelukt is.
Oppositie voeren dus, maar tegen wat?
De N-VA moet nu een klassieke oppositie gaan voeren. Veel zal dat niet inhouden. Er is natuurlijk de staatshervorming die ze zwaar zullen aanpakken. Dat is logisch en wordt van hen ook verwacht. Maar daarnaast hebben ze niet veel te doen. Wat doe je immers met een regering die een sociaal-economisch programma uitvoert waar je het mee eens bent? Zeggen dat het nog meer moet zijn? Nog iets meer besparen op de sociale taken van de staat?
De oplossing van de crisis: geen N-VA meer aan tafel
Daarmee kom ik op de reden waarom het uiteindelijk toch gelukt is. Dat is heel eenvoudig: het vertrek van de N-VA. De N-VA mag dan wel blijven beweren dat ze er uit zijn gezet maar dat strookt niet met de werkelijkheid.
Als je de crisisperiode opsplits in twee delen, één met en één zonder de N-VA, dan is dat tweede deel eigenlijk een klassieke onderhandelingsronde geweest. Een kleine vijf maanden zijn niet echt uitzonderlijk. Je kan die tweede onderhandelingsronde dan nog indelen in de communautaire ronde en die over de ‘rest’. Dan blijkt de klassieke onderhandeling over het regeerprogramma zelfs uitzonderlijk kort geweest te zijn.
De problemen blijven dezelfde
Dit alles betekent uiteraard niet dat het programma van de regering-Elio Di Rupo I zo fantastisch is. Dit programma is een inconsistent plakwerk waarin drie ideologieën hun ding moeten vinden. Dat is nu net wat het gemeenschappelijk heeft met zowat alle Belgische, Vlaamse, Waalse regeringen. Zo ongewoon is dat dus niet. Er zijn wel meer regeringen geweest die de vier jaar uitdeden met een nog zwakker meerderheidsakkoord dan dit.
Daarom ook dat de teksten van regeerakkoorden hier altijd zo lang en zo gedetailleerd zijn. Het wantrouwen binnen dergelijke monstercoalities is te groot om zaken aan het toeval over te laten. (Het Portugese regeerakkoord is 6 bladzijden lang – maar ook dat is geen garantie, er zijn al interne strubbelingen binnen de conservatieven, die vrezen dat de antisociale maatregelen stemmen gaan kosten).
Dit wordt geen vrolijke boel
Het staat ook helemaal niet vast of de regering-Di Rupo de korte rit van twee jaar wel uitrijdt. Bovendien kunnen de gemeenteraadsverkiezingen volgend jaar nog heel wat roet in het eten gooien, voor alle drie de Vlaamse meerderheidspartijen.
Eén lichtpunt
Wat je ook van de politicus Elio Di Rupo en zijn regering mag denken, chapeau voor wat die man als mens heeft gepresteerd om het zover te brengen. Hij werd als laatste kind van een Italiaans migrantengezin in België geboren. Nauwelijk één jaar oud verloor hij zijn vader en werd hij alleen door zijn moeder opgevoed, terwijl zijn broers in een weeshuis werden geplaatst. Zijn moeder sprak alleen Italiaans.
In de lagere school werd hij beoordeeld als ‘minder dan gemiddeld’. In die tijd weigerde men nog in te zien dat kinderen zoals hij alleen maar een taalprobleem hadden. Elio Di Rupo kon immers nauwelijks Frans toen hij zes was. Ook de technische humaniora was hem voor een moeilijke periode. Hij was een ‘rital’ (afkorting van ‘retourne en Italie’) én homoseksueel. Toch slaagde hij er als een van de enigen van zijn school in een universitaire opleiding te voleindigen.
Zijn specifieke manier van zich te kleden werd hem in de arbeidersmiddens van de PS aanvankelijk ook niet in dank afgenomen. Toch wist hij de harten van de gemiddelde Waal te veroveren. Vandaag is hij onbedreigd de populairste politicus van Wallonië. Zelfs in Vlaanderen staat hij – zijn taalhandicap ten spijt – hoog in de populariteitslijsten.
Taalkennis
Talen zijn nooit zijn forte geweest. Zelfs na twee jaar studie op een Britse universiteit blijft zijn Engels aandoenlijk slecht. Dat geldt uiteraard ook voor zijn Nederlands. De aandachtige luisteraar (ik heb zelf menigmaal met hem de degens gekruist in parlementaire debatten) zal bovendien al gemerkt hebben dat ook zijn ‘moedertaal’ Frans zeer apart is. (Zijn moeder sprak geen Frans).
Hij heeft niet het minste Waals of Belgisch accent, hij spreekt een zeer academisch foutloos Frans dat mijlenver staat van dat van de gemiddelde Waal. Zijn zinnen zijn ook doordacht en afgewogen. Improvisatie is niet aan hem besteed.
Nederlandsonkundig? Misschien. Franskiljon? No way!
Ook al zullen N-VA en Vlaams Belang blijven doorhameren op zijn gebrekkige kennis van het Nederlands, Di Rupo is niet de klassieke franstalige die nooit Nederlands heeft willen leren omdat dat hem te min was. Een franskiljon is hij nooit of te nimmer geweest.
Dat een straatarme homoseksuele Italiaanse migrant eerste minister kan worden van dit land, vind ik iets om trots op te zijn. Dat dit mogelijk is, toont aan dat België ondanks alles een functionerende democratie is. Dit land heeft veel gebreken. Dat is normaal in een democratie. Dit land heeft wél nog een toekomst.
Lode Vanoost
Lode Vanoost is voormalig ondervoorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordiger en oud-politicus voor Groen!. Dit is een persoonlijk standpunt.