De Democratische en Republikeinse Conventies zijn voorbij. Barack Obama en Mitt Romney gaan de strijd aan tot 6 november 2012. De opiniepeilingen voorspellen een nek-aan-nekrace. Obama is allesbehalve zeker van een tweede mandaat, maar Romney evenmin. Zijn er dan geen verschillen?
Demografische verschuivingen spelen geen rol
De Amerikaanse president wordt niet rechtstreeks verkozen. Op 6 november kiezen de Amerikanen op een stembrief waar de namen van de kandidaten opstaan maar de kiesresultaten worden per staat enkel gebruikt om de leden van het presidentieel kiescollege aan te duiden.
Elke staat heeft recht op een aantal zetels in dat college op basis van het bevolkingsaantal. Californië heeft het grootste aantal: 55. Andere grote staten zijn Texas (38) en Florida (29). Daarnaast zijn er ook een heleboel dunbevolkte staten die altijd minimum 3 zetels krijgen toegewezen. Dat systeem bevoordeelt lichtjes de kleine landelijke gebieden, grotendeels Republikeinse stemmers.
Door demografische verschuivingen hebben 8 deelstaten nu 12 zetels meer en 10 staten hebben er 12 minder. Ook dat geeft een licht voordeel voor de Republikeinen, die op basis van deze verdeling in 2008 6 zetels meer zouden hebben gehaald, niet genoeg om de uitslag te veranderen.
Dit college komt pas enige tijd na de verkiezingen samen maar de uitslag is de facto al bekend op de avond van de verkiezingen. Die zetels worden trouwens niet proportioneel toegekend. Als kandidaat I in Californië 49 procent haalt, kandidaat II 48 procent (en de rest verdeeld over derde kandidaten) dan krijgt kandidaat I alle 55 zetels van het kiescollege.
Dat kan soms bizarre gevolgen hebben. George W. Bush werd door het kiescollege verkozen tot president in 2000 hoewel hij in totaal minder stemmen had gehaald over het hele land dan zijn tegenstrever Al Gore. Dat was in de Amerikaanse geschiedenis al twee keer eerder gebeurd … in de 19de eeuw.
Safe states and swing states
In de VS zal de verkiezingsstrijd in feite slechts in een tiental staten keihard worden gespeeld. Staten waar men traditioneel met grote meerderheden voor Democraten stemt (blue states – blauwe staten) of voor de Republikeinen (red states – rode staten) zijn immers ‘veilige staten’ (safe states).
Die geven de kandidaat een zekerheid op alle stemmen van het kiescollege. Als een kandidaat dan, door tijdens de campagne afwezig te blijven in die staat, met een kleinere meerderheid wint dan gewoonlijk maakt dat geen verschil voor zijn aantal zitjes in het kiescollege.
Staten waar de uitslag niet zo zeker is, waar de kiesintenties bijna gelijk verdeeld zijn over de twee grote partijen (swing states – ‘schommelende staten’), daar gaat het keihard, daar zal voor elke stem moeten gevochten worden.
Daar is het ook dat de kandidaten al hun aandacht zullen op richten, eenmaal de conventies achter de rug zijn. Dat vertaalt zich ook in het geld dat wordt uitgegeven aan advertenties, vooral op de lokale tv- en radiozenders (waarvan de impact door de buitenlandse pers zwaar wordt onderschat).
Grote nationale zenders zoals MSNBC en Fox News halen dan wel hoge kijkcijfers voor het hele land, maar moeten het, verdeeld per staat, wel altijd afleggen tegen lokale zenders die buiten hun staat onbekend zijn. Ook de lokale radiozenders en vooral de radiopraatshows (met telefoonconversaties) zijn immens populair.
Presidentskandidaten winnen als ze er in slagen onverwacht hoog te scoren in enkele van die swing states, vooral dan de grotere. Dat zal ook nu winst of verlies bepalen.
Op de conventies worden enkel de grote nationale lijnen toegelicht. Bij de campagnes in de swing states gaat echter alle aandacht besteed worden aan de lokale politieke context. Zowel Romney als Obama gaan hun campagne dus anders voeren in een traditionele industriestaat zoals Ohio dan in een landbouwersstaat zoals Iowa.
Buitenlandse media hebben de neiging zich te concentreren op die globale nationale campagne en op het buitenlands beleid en besteden daarom ook onredelijk veel aandacht aan de partijconventies. Alle retoriek ten spijt over ‘steun onze mannen in Afghanistan’ speelt buitenlands beleid ondertussen een marginale rol in de campagne.
Dat hebben de verkiezingen in de VS trouwens gemeen met verkiezingen in eender welk ander land, niets uitzonderlijks, ook al is de VS dan het machtigste land ter wereld. Zelfs de Amerikaanse soldaten in het buitenland stemmen grotendeels op basis van de problemen in hun thuisstaat.
Andere kandidaten spelen geen rol
Zoals gewoonlijk spelen derde kandidaten geen enkele rol van belang. Van alle derde kandidaten (zie artikel over de derde kandidaten in Lees Ook hieronder) hebben er dit jaar slechts twee in theorie een kans om een meerderheid van de zetels in het kiescollege te behalen.
Alleen Gary Johnson van de Libertarian Party en Jill Stein van de Green Party staan op de kiesbrief in voldoende staten en kiesdistricten om een theoretische kans te hebben een meerderheid van de zetels van het kiescollege te halen.
Ze worden echter doodgezwegen door de media, krijgen bijna zero financiële steun van de bedrijven en moeten het volledig met individuële giften doen. Ze doen in feite mee om hun ideeëngoed bij een groter publiek bekend te maken. De groene partij gebruikt de presidentiële campagnes vooral om in nieuwe staten voet aan de grond te krijgen. Voor de strijd der titanen blijven deze derde kandidaten echter irrelevant.
Impliciet wijst het lot van deze derde kandidaten op het eerste en belangrijkste principe van de Amerikaanse politiek. Winnen gaat bijna steeds samen met de kunde van de kandidaat om financiële steun te vinden bij de grote bedrijven. Romney doet dat al enkele maanden beter dan Obama. Een teken aan de wand?
Zin en onzin van partijconventies
Als buitenlands toeschouwer kan je alleen maar verbaasd toekijken op de euforische idolatrie tijdens de conventies van beide grote partijen. De structuur en opbouw van het evenement is telkens dezelfde. Een aantal bekende Amerikanen – vooral mediafiguren, muzikanten, filmacteurs – zetten de eerste dag in, daarna volgen bekende politici, een toespraak van ‘de vrouw van’ is ook altijd vaste prik.
De conventies zijn samenkomsten van partijmilitanten. Er zijn wel wat verschillen tussen beide conventies wat dat betreft. Bij de Democraten zie je duidelijk meer publiek met een niet-blanke kleur.
Er was dit keer ook een ander, meer opvallend verschil. Op de Democratische conventie was een prominente rol weggelegd voor voormalig president Bill Clinton (1993-2001). Hij is een begenadigd spreker en had het publiek in de hand, week zelfs van zijn script af en overschreed ruimschoots de hem toebedeelde tijd. Met succes. De Republikeinen lieten hun laatste president George W. Bush liever weg.
This guy bad, the other worse
Clinton vatte de strategie van Romney als volgt samen: ‘We lieten je vier jaar geleden zitten met een complete chaos, die heb je niet rap genoeg opgeruimd, dus willen wij terugkomen.’ Het gejuich van de Democratische militanten zal echter niet verhinderen dat de Republikeinen het met die ‘slogan’ wel eens zouden kunnen halen.
Obama heeft de steun van Clinton echter nodig. Zelf is Obama de zetelende presidentskandidaat met de laagste populariteitsscore sinds 1945. Hij scoort zelfs lager dan president Jimmy Carter (1977-1981) en die verloor zijn tweede mandaat tegen een relatief onbekende tweederangsacteur. President Clinton daarentegen is in de peilingen met afstand nog altijd de meest populaire van alle gewezen (nog levende) presidenten en laat presidenten Jimmy Carter (1977-1981) , George W. Bush 2001-2009) en diens vader George H. Bush (1989-1993) ver achter zich.
Afwezigheid progressieve stemmen van 2008
Heel wat progressieve leiders van 2008 hebben afgehaakt. Sommigen steunen hem nog maar met duidelijk veel minder enthousiasme dan vorige keer. Hun mening kan je samenvatten als ‘this guy bad, the other even worse’ (deze gast slecht, de andere nog slechter).
Er zijn bovendien slechts weinig artiesten die zich expliciet uiten tégen Romney. Ry Cooder is er één van. Hij bracht net een CD uit met zeer directe politieke songs onder de erg directe titel ‘Election Special’. In Europa miskijkt men zich echter nogal op de bekendheid van die muzikanten.
Zelfs grote namen als Bruce Springsteen bereiken slechts een derde van alle Amerikanen (dat zijn er dan wel nog altijd 100 miljoen), in het diepe Zuiden en de centrale gebieden (‘the Midwest’) zijn er echter duizenden dorpjes en kleine steden waar men de man en zijn muziek nauwelijks of niet kent.
Artiesten zoals Ry Cooder, Lou Reed en Tom Waits hebben een naar onze normen relatief groot publiek, maar zijn voor vele (vooral conservatieve republikeinse) kiezers slechts nobele onbekenden.
Die afwezigheid van progressieve steun voor Obama (in tegenstelling met 2008) wordt nog verergerd door het feit dat Obama en zijn partij op geen enkele manier een opening hebben gemaakt naar één van de voornaamste politieke evenementen van de voorbije jaren: de Occupy-beweging.
Er is geen derde alternatief
De onmogelijkheid van de derde kandidaten om het duopolie van de twee grote partijen te doorbreken is al sinds het ontstaan van de republiek een probleem. Er zijn in het verleden meerdere pogingen geweest vanuit linkse progressieve bewegingen om dat te doorbreken.
De laatste maal dat een progressief kandidaat nationale succes had dateert echter al van voor de Eerste Wereldoorlog. Eugene Debs werd daarna jarenlang gevangengezet door president Wilson.
De kieswetgeving is ook op maat gesneden van de twee grote partijen. Bovendien, zoals in het begin van dit artikel al werd vermeld, een groot deel van de Amerikanen leeft niet eens in een duopolie maar in éénpartijstaat. In meer dan dertig staten is één van beide partijen al tientallen jaren onafgebroken aan de macht en heeft de andere partij niets in de pap te brokken.
Recente bewegingen zoals Occupy zijn inhoudelijk zeer waardevol, maar zij bereiken enkel een stedelijk publiek, in het noordoosten, noord-centraal en aan de westkust. Dat zijn nu net de gebieden waar de Democraten toch al sterk staan in hun ‘safe states’.
Romney daarentegen
Op de Republikeinse conventie was voormalig president George W. Bush, de voorganger van Obama, zoals hierboven al even vermeld, prominent afwezig. Met reden, George W. Bush heeft de politiek verlaten als de minst populaire uittredende twee-mandaten-president ooit sinds er peilingen van die aard bestaan (na de Eerste Wereldoorlog). Hij liet de economie van zijn land in een desastreuze economische chaos achter.
De campagne van Romney heeft wel wat van die van 1980 tussen zetelend Democraat Jimmy Carter en de toen nog relatief onbekende gewezen gouverneur van Californië (en voormalig weinig succesvol filmster) Ronald Reagan. Ook toen wist de bevolking nauwelijks waar die Reagan voor stond, maar hij leek wel een aangename man, die niet te moeilijk deed tijdens de debatten. Ze waren echter wel zeker dat ze de zetelende president Carter niet meer hoefden. Het zou wel eens om dezelfde reden kunnen zijn dat president Obama de verkiezingen verliest.
Maakt het dan echt niets uit wie wint?
Natuurlijk wel. Niemand met het sociale hart op de juiste plaats, wil dat Romney en Ryan het halen. Voor de al zo verzwakte vakbondsbeweging zou dat een ramp zijn. Acht jaar Romney-Ryan overleven ze misschien zelfs niet. Zie maar wat er de voorbije jaren gebeurd is in de staat Wisconsin (zie Lees Ook). De Democraten hebben daar echter nauwelijks weerwerk tegen gegeven.
Hoe beperkt de sociale bescherming in de VS naar Europese normen ook is, een kandidaat als Romney zou het aantal armen nog verhogen. De al gedecimeerde middenklasse dreigt eveneens verloren te gaan voor een hele generatie.
Is Obama daarom zoveel beter? Er zijn kleine verschillen. Obama wil de problematiek van de schuldenlast van afstuderende universiteitsstudenten enigszins verlichten (veel te weinig maar soit). Romney wil hogere studies gewoon nog duurder maken.
Het hervormingsplan van de gezondheidszorg van Obama treedt pas volledig in werking in 2014. Dat plan is allesbehalve de invoering van een sociale zekerheid en ziekteverzekering zoals wij die hier kennen. ‘Obamacare’, zoals het in de Amerikaanse volksmond wordt genoemd, is echter slechts een systeem dat Amerikanen die geen ziekteverzekering kunnen betalen financiële overheidssteun zal geven om een verzekeringspolis af te sluiten bij de privé-gezondheidszorgbedrijven. Romney wil dat afschaffen.
Romney en Obama zijn idem voor een paar andere dingen
Beide kandidaten staan voor hetzelfde op twee zaken: buitenlands beleid en defensie. De retoriek van Romney-Ryan is ongewoon agressief, maar het is een vast historisch gegeven in de Amerikaanse politiek dat net in die twee beleidsdomeinen een zeer grote continuïteit zit. Clinton zette netjes het buitenlands beleid van vader Bush verder. Zoon Bush zette dat van Clinton verder, zei het met een veel agressievere retoriek. Obama ging zelfs verder dan George W. Bush.
Romney zegt wel dat defensie het enige overheidsbudget is dat zal stijgen. Dat verandert niets aan het feit dat dat budget onder Obama al het hoogste ooit is in de Amerikaanse geschiedenis (zowel in absolute als in relatieve cijfers).
Onvoorspelbare elementen
Obama’s toekomst is zeer onzeker. Deze campagne heeft ondanks alle steeds weer terugkerende elementen uit voorgaande campagnes toch een aantal onvoorspelbare kenmerken.
Het is geleden van kandidaat Barry Goldwater (kandidaat in 1964) dat een Republikeins kandidaat nog zo een reactionair profiel had. Bovendien is het uitzonderlijk dat de huidige Republikeinse kandidaat na zijn nominatie niet op zoek gaat naar de kiezers van het centrum, maar integendeel nog verder naar uiterst rechts opschuift. Die gok kan lukken, als Romney ondertussen de linkse progressieve kiezers kan overtuigen om bij gebrek aan overtuiging voor Obama maar beter thuis te blijven.
Politieke strijd is meer dan verkiezingen alleen
Politieke rechten werden echter nooit afgedwongen door verkiezingen alleen. Zelfs in de VS. Sociale strijd maakte het daar mogelijk dat een door de grote bedrijven gesponsorde hater van de vakbonden als Franklin Roosevelt in de jaren ’30 met de New Deal de grootste sociale sprong voorwaarts in de Amerikaanse geschiedenis mogelijk maakte.
Diezelfde sociale strijd maakte het eveneens mogelijk dat een Texaanse racist als President Johnson in de jaren ’60 eindelijk de wetten goedkeurde die de zwarte Amerikanen werkelijk stemrecht gaven. Dat deden deze presidenten niet uit overtuiging maar omdat ze dat nodig achten om het politiek systeem voor de ineenstorting te behoeden. Romney en Ryan mogen dan al gruwelijke nachtmerries zijn voor de sociale rechten van de armen en de middenklasse. Als ze dat nodig achten voor hun politieke overleving, keren ze zo hun kar. Romney heeft dat trouwens al ooit gedaan.
De staat Massachussets is traditioneel een blauwe staat (Democratisch). Romney kon die dominantie door breken als Republikeins gouverneur van 2003 tot 2007. IN die periode keurde hij ondermeer een hervorming van de ziekteverzekering van de staat goed die verder gaat dan de huidige hervorming van Obama – in de sociale richting! Hij werd daar tijdens de voorverkiezingen trouwens zwaar op aangepakt door zijn concurrenten binnen de republikeinse Partij.
De vernietiging van de sociale verwezenlijkingen onder Roosevelt in de jaren ’30 en onder Johnson in de jaren ’60 is de grootste prioriteit van Romney en Ryan. Zij willen terug naar het wilde kapitalisme van de jaren ’20
De vernietiging van die twee hierboven vermelde verwezenlijkingen (van Roosevelt en Johnson) is niet voor niets de grootste prioriteit van Romney en Ryan. Zij willen terug naar het wilde kapitalisme van de jaren ’20. Als zij ondanks deze gruwelijke agenda toch winnen, is dat echter vooral te danken aan de onwil van de Democraten en Obama om daar een duidelijk antwoord op te geven.
Zo lamentabel is de toestand van de democratie in het machtigste land ter wereld dat 300 miljoen mensen de keuze hebben tussen twee kandidaten die de economische elite voor hen heeft geselecteerd, waarvan de éne nog slechter is dan de andere.