‘Het leven gaat verder’: een gewoon gezin in de waanzin van de jaren dertig

FacebooktwitterFacebooktwitter

‘Het leven gaat verder’ van Hans Keilson, banaler kan een titel niet zijn. Sommige meesterwerken blijven jarenlang onder de radar en bereiken nauwelijks een publiek. Schijn bedriegt. Dit is een veel te lang verborgen gebleven schat, zonder meer een volmaakt boek van een groot schrijver.

Hans Keilson (1909 – 2011)

In 2011 overleed Hans Keilson op 101-jarige leeftijd. Als jonge Duitser studeerde hij pharmacologie. Hij verloor echter snel zijn baan omdat hij Jood was en werd gymleraar in Joodse privéschooltjes. In 1934 publicerde hij zijn eerste roman ‘Het Leven gaat verder’ die nauwelijks enkele maanden later werd verboden. Twee jaar later besloot hij naar Nederland te emigreren.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het Nederlandse verzet. Keilson verloor zijn beide ouders in de concentratiekampen van Auschwitz. Na de oorlog schreef hij meerdere romans die zich tijdens die vijf turbulente jaren situeerden.

Hij publiceerde romans in het Duits en in het Nederlands. Zijn toptalent werd pas op zeer late leeftijd erkend. De New York Times lauwerde hem in 2009 als ‘één van de grootste schrijvers ter wereld’. Zijn boeken werden in recente jaren opnieuw uitgegeven. ‘Het leven gaat verder’ werd in 2005 en 2009 opnieuw uitgebracht.

Een gewone familie van kleine winkeliers

Het boek draait rond een alledaags gezin dat een kleine kleding- en stoffenzaak uitbaat, ergens in een anoniem Duits stadje, op een paar uur sporen van Berlijn. Tijdens het verhaal krijg je een vermoeden dat dit zich afspeelt in 1929 aan het begin van de depressie. Je merkt de verwijzing bijna niet op. Zo subtiel is dit boek.

De familie Seldersen, vader, moeder en zoon Albrecht hebben hun alledaagse zorgen om met de economische depressie van de jaren dertig om te gaan. Er is ook nog een dochter die niet meer thuis woont, maar die in het verhaal nauwelijks een rol speelt. Waarom de auteur dit bijna overbodige personage er bij voegt is niet duidelijk, maar het sterkt het vermoeden dat Keilson een werkelijk bestaande familie als voorbeeld heeft gebruikt.

De vader heeft het altijd maar moeilijker om rond te komen. Achterstallige betalingen van klanten stapelen zich op. HIj heeft echter niet de verbetenheid van zijn concurrenten om keihard uitbetaling te eisen. Zo komt hij zelf steeds meer in de problemen met zijn leveranciers. Een vicieuze cirkel die naar een onvermijdelijk en rampzalig einde leidt.

Armoede is de bedreiging die voortdurend in de lucht hangt. Die angst wordt niet uitgesproken. Keilson boeit integendeel met subtiele omschrijvingen, zoals de stille droefheid van het dagelijkse ontbijt. Zoon Albrecht poogt als werkend student te overleven in de grootstad Berlijn, maar ook dat blijkt niet echt te lukken.

Een alledaags verhaal in ongewone tijden

Keilson vertelt het alsof het over een gewoon stationsromannetje gaat. Albrecht praat met zijn vriend Fritz die grote plannen heeft in het buitenland maar na enkele pogingen straatarm terug in Duitsland eindigt. Op de achtergrond, nauwelijks omschreven en nooit bij naam genoemd, gaan er vergaderingen, meetings, betogingen, rellen door van een nieuwe beweging met een charismatisch leider. Misschien kan die wel de oplossing brengen … Albrecht twijfelt.

Er zijn wel meer auteurs die goed kunnen schrijven. Ze zijn niet altijd ook goede vertellers. Keilson kan beide. Hij weet te boeien van begin tot einde, terwijl er amper iets gebeurt. Pas op het einde van het boek wordt de sfeer iets explicieter, bijvoorbeeld wanneer vader en zoon toekijken op alweer een woelige betoging van die nieuwe beweging.

De toenmalige Duitse censuurdienst was niet dom. Dit boek was te gevaarlijk. Het werd dan ook snel verboden. Twee jaar later emigreerde de auteur naar Nederland. Zijn ouders bleven achter. Hij zag ze nooit meer terug.

Zonder meer een klein meesterwerk.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.