‘Brief aan een Israëlische vriend’ van Régis Debray

Regis Debray, Brief aan een Israelische vriend

Brief aan een Israelische vriend

FacebooktwitterFacebooktwitter

‘Brief aan een Israëlische vriend’ van de Franse filosoof Régis Debray maakt een aantal rake opmerkingen over het conflict tussen Israël en Palestina, maar ontwijkt uiteindelijk de kern van de zaak.

Régis Debray (1940) is een Frans filosoof en journalist die alleen de 50-plussers onder ons bekend in de oren klinkt.  Als jonge twintiger geraakte hij via een baan aan de universiteit van Havana betrokken bij de Cubaanse revolutie. Hij schreef toen onder meer een doctrine van de guerrillaoorlog.

In 1967 werd hij aangehouden in de bergen van Bolivia, waar hij samen met Che Guevara een guerrilla voorbereidde. Aanvankelijk veroordeeld tot 30 jaar gevangenisstraf, werd hij na een internationale campagne in 1970 vrijgelaten, waar o.a. ‘bien étonnés de se retrouver ensemble’ Jean-Paul Sartre en Charles de Gaulle zich achter schaarden.

Hij ging daarna werken in Chili, maar moest ook daar vertrekken na de staatsgreep van 11 september 1973 door Augusto Pinochet waarbij Salvador Allende, de eerste verkozen socialistische president van Latijns-Amerika, omkwam.

Bij de verkiezing van socialist François Mitterrand tot president (1981-1995) werd hij één van zijn adviseurs voor buitenlandse zaken tot 1988. Hij heeft talloze filosofische en politieke werken geschreven. Regelmatig klaagt hij de oppervlakkigheid van de huidige politieke klasse – links én rechts – aan. Recent heeft hij gepleit voor een stem ‘links van links’.

Elie Barnavi (1946) is een Israëlisch historicus en gewezen diplomaat, die na zijn emigratie naar Israël, zijn Roemeense nationaliteit behouden heeft.

A un ami israélien

Dit boekje verscheen in Franktijk reeds in 2010 en is opgesteld als een brief aan zijn vriend, de hierboven vermelde Elie Barnavi. Régis Debray klaagt daarin het beleid van de Israëlische regeringen van de laatste jaren aan.  Het boekje werd nu recent vertaald door France Guwy, die er ook een kort voorwoord bij schreef.

Voor de Vlaamse en (nog meer) de Nederlandse lezer, die niet vertrouwd is met de Franse filosofische cultuur, is dit boekje soms wat bevreemdend. De grote media in Frankrijk voeren regelmatig grote namen op zoals Bernard Henry-Levy – hier zowat onbekend – die uitblinken in protserig en bombastisch gefilosofeer dat kant noch wal raakt.

De Franse cultuur is sowieso al veel meer literair dan de Vlaamse en Nederlandse, waar men veel meer aansluiting vindt met de analytische en bondige aanpak van de Angelsaksische wereld. Dat betekent daarom niet dat filosofen als Régis Debray niets te vertellen zouden hebben. Je moet er wel de weidse literaire meanders van de Franse taal bijnemen voor je tot de kern van de zaak doordringt. Ook dit boekje lijdt aan dat euvel.

De vertaler heeft aan de voetnoten van de auteur een aantal verklarende opmerkingen toegevoegd om een en ander te verduidelijken voor de Nederlandstalige lezer. Het is dus vooral een kwestie van smaak of je dit boekje vlot leesbaar vindt of niet.

Net als zijn landgenoten houdt Régis Debray ervan meermaals te verwijzen naar andere Franse auteurs, films, boeken e.d. Maar goed, Régis Debray is een man die wel wat rake dingen weet te zeggen over Israël, zowel de staat als zijn leiders.

“Een overwonnene die tegen de grond ligt, ga je niet tot de orde roepen. Je moet alleen maar de sterken, de overwinnaars aanpakken, de mensen uit je eigen kamp die een goed imago hebben en de wind in de zeilen” … “Ik zou je niet schrijven had ik geen sympathie voor wat jullie waren en antipathie voor wat jullie doen” … “Van jullie arbeiderspartij blijft niet veel meer over. Jullie generaals regeren over de regeringen” … “De ‘koloniale staat’  hield nooit op met koloniseren, met onteigenen en ontwortelen.”

Régis Debray is bekend voor zijn kritiek op de media en op de mediatisering van de politiek. Ook in verband met Israël doorprikt hij de Orwelliaanse nieuwspraak die maakt dat men het nooit heeft over het opsluiten van een bevolking maar over ‘het ontruimen van een territorium’, nooit over het verpletterende militaire overwicht van Israël maar over ‘een assymetrische oorlog’ en dat men het steeds maar heeft over de eis voor ‘veilige en erkende grenzen’ maar nooit aangeeft waar die grenzen dan wel liggen.

Debray weerlegt ook de steeds weer opgerakelde stelling van zionisten dat het antisemitisme in Europa zou toenemen. Het omgekeerde is waar volgens Debray, zeker in Frankrijk. Meer zelfs, hij klaagt de fobie tegen minaretten aan; tegen synagoges is die er niet en voormalig Israëlisch minister van buitenlandse zaken Liebermann noemt hij zondermeer de Israëlische Le Pen.

Een staatsgevaarlijk autisme

Ook de schaamteloze politieke uitbuiting van de Joodse Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog door de huidige machthebbers in Israël kent in zijn ogen geen genade.

Wat hem tegen de borst stuit, is niet zozeer de anti-Arabische haat in Israël maar de onverschilligheid.“Ieder in zijn luchtbel. Arabier onzichtbaar”. Hij wijst ondermeer op de schoolboeken waar Palestina niet eens in bestaat. “Je zal antwoorden dat het met de Palestijnse schoolboeken net zo is gesteld: geen spoor meer van Israël. Het verschil is dat de Palestijnen op papier dromen, jullie op het terrein.”

Debray neemt ook de verhouding met de VS op de korrel. Enig heimwee naar de eerste tien jaar van de nieuwe staat is hem daarbij niet vreemd. Toen was namelijk niet de VS maar Franktijk nog de grootmacht met invloed in Israël. De makke houding van Europa kent in zijn ogen geen genade. Steeds maar weer lijvige rapporten die de wantoestanden aanklagen maar ondertussen lekker verder samenwerken en de bezetting financieren.

“ …  met toewijding vervult Europa haar rol als geldschieter voor het heropbuwen van de elektriciteitscentrale, het laboratorium van de wetenschappelijke politie, de kleine luchthaven of de waterzuiveringsinstallatie die jullie jachtbommenwerpers in drie seconden verpulveren … Europa neemt niet alleen de rekening van jullie oorlogsschade op zich, maar betaalt uit haar eigen fondsen het dagelijks onderhoud van de openbare diensten in de bezette gebieden. Onderhoud dat volgens de vierde Conventie van Genève .. ten laste van de bezetter is … Kolonisatie, al dertig jaar veroordeeld en nog nooit gesanctioneerd.”

Kritisch voor het Israëlisch beleid is Debray zeker. Maar uiteindelijk gaat hij niet door tot de kern van het probleem. Israël blijft voor hem een land wiens intenties ten gronde goed zijn, maar in het vervullen van die intenties meermaals te ver gaat. Dit is met andere woorden een kritiek waar de meeste Israëlische commentatoren kunnen mee leven.

Kranten als Haaretz bijvoorbeeld gaan uitgebreid in op de gruwelen van de bezetting.  “Weerzinwekkende drijfveren voor een eervolle zaak”, zo noemt Debray het.

Het korte antwoord van Elie Barnavi in het laatste hoofdstuk van dit boekje is typerend voor de nieuwe aanpak van de buitenlandse kritiek op Israël. Alles is uiteindelijk te herleiden tot een compleet verkeerde aanpak, een uit de hand gelopen en overtrokken reactie op iets dat ten gronde goed is: een exclusief Joodse staat.

Dat de intellectuele elite in Israël meer openstaat voor de kritiek op de ‘excessen’ van de bezetting heeft ook veel te maken met de opkomst van extreemrechts in Israël zelf, dat de retoriek over het uitverkoren volk al te letterlijk opvat, met mogelijk catastrofale gevolgen (en in ieder geval met zeer nefaste gevolgen voor het internationale imago van Israël).

Ook voor Barnavi is alles te herleiden tot ‘een oorlog tussen twee wedijverende en gewapende vormen van nationalisme’, alsof het Palestijns verzet even krachtig zou zijn als de Israëlische bezetting. Uiteindelijk kan volgens hem het heil alleen komen van die derde speler, Amerika.  Hij legt met andere woorden de oplossing in handen van die grootmacht die er alles heeft aan gedaan (en doet) om de internationale consensus voor een politieke oplossing te verhinderen.

Hij besluit met “Waren alle critici van Israël maar zoals jij …”. Daarmee vat hij goed het beleid van de staat Israël samen: wie niet met ons is, is tegen ons. Wij bepalen welke kritiek aanvaardbaar is en welke niet. Niet bepaald de houding van iemand die oprecht met de vijand aan tafel wil gaan zitten om een compromis te vinden en bereid is daarvoor toegevingen te doen.

Dit boekje van Régis Debray maakt een aantal rake opmerkingen over het conflict, maar ontwijkt uiteindelijk de kern van de zaak.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.