Véronique Tadjo: ‘In Rwanda herkende ik mijn eigen land’

Véronique Tadjo
FacebooktwitterFacebooktwitter

Op 6 april 1994 barstte in Rwanda een geweldsorgie uit waarbij honderdduizenden Tutsi’s en gematigde Hutu’s werden afgeslacht. Om deze genocide twintig jaar later te herdenken gaven drie Afrikaanse auteurs hun indrukken op een literaire lezing in Bozar. DeWereldMorgen.be sprak met één van hen, Véronique Tadjo.

“Ik woonde in de periode van de genocide in de Keniaanse hoofdstad Nairobi. Daar stroomden toen veel Rwandese vluchtelingen toe, die vertelden over wat er in hun land aan het gebeuren was. Ik herinner me nog goed mijn eerste gevoel van ongeloof. ‘Dit kan niet. Dat doen mensen toch niet’. Ik had nooit gedacht dat dit in Afrika kon gebeuren, zoveel haat en wreedheid. Vele Afrikaanse landen – en zeker Rwanda en Burundi – hebben hun deel gehad van slachtpartijen en repressie, maar deze genocide?”

“Wat brengt mensen zover dat ze anderen in stukken gaan hakken, vrienden en buren met wie ze enkele dagen eerder nog over straat wandelden? Dat zat ik me voortdurend af te vragen. Toen er een aanbod kwam om mee te werken aan een literaire workshop in Kigali in 1998, vier jaar na de genocide, hapte ik onmiddellijk toe.”

“Ik ging er naartoe zonder vooroordelen, zonder stelling te nemen. We kwamen in Kigali met een twintigtal auteurs samen. We konden daar met veel mensen praten. De herinneringen waren toen nog zeer vers. Je zag dat de mensen het er zeer moeilijk mee hadden. Geen enkele familie was er ongeschonden uitgekomen.”

Conflicthaarden

“De genocide maakte op mij ook indruk omdat ik veel van de interne conflicten in Rwanda herkende in mijn eigen land, Ivoorkust. Kunnen ze daar ook gebeuren? Er zijn immers al jaren spanningen tussen noord en zuid in Ivoorkust. Dat inspireerde mij tot het schrijven van L’ombre d’Imana – voyages jusqu’au bout du Rwanda dat verscheen in 2000.”

“Ik ben daarna de evolutie in Rwanda en de conflicthaarden in Afrikaanse landen blijven volgen. Meerdere auteurs van de workshop van 1998 zijn met elkaar in contact gebleven. We doen dat vanuit ons aanvoelen dat deze gebeurtenis nooit meer mag vergeten worden.”

“Jonge Afrikanen weten er nog nauwelijks iets van. Het is amper twintig jaar geleden. Honderdduizenden slachtoffers die familie en vrienden hebben verloren, maar ook vele daders leven nog. Het oude spreekwoord ‘Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd om ze te herhalen’ is hier echt van toepassing.”

“Kunst en literatuur hebben een belangrijke rol te spelen in de bewustwording van mensen over hun verleden. Alleen met die kennis kunnen zij het heden beter begrijpen. Alleen zo kunnen zij ook werken aan een betere toekomst.”

Verantwoordelijkheid

“Aan het initiatief van Bozar doen twee deelnemers aan die literaire workshop van 1998 mee. Dat dit in Brussel plaatsvindt is meer dan symbolisch. Dit land draagt immers een deel van de verantwoordelijkheid voor wat in 1994 is gebeurd. Om maar één ding te vermelden, de identiteitskaarten die werden gebruikt om mensen te herkennen als Tutsi of Hutu werden ooit ingevoerd door de Belgische koloniale heerser.”

“Ik heb niet de indruk dat men daarmee in België in het reine is gekomen. Ik lees vooral analyses van de rol van België (en Frankrijk) in de weken en maanden juist voor de genocide, maar niets over de tientallen jaren ervoor. Dat is nochtans essentieel om de genocide te kunnen vatten. Dat inzicht is ook nodig om de genocide nooit te vergeten. Ik merk bij de Afrikaanse jeugd amper enige belangstelling voor die periode. Dat is gevaarlijk.”

Als men er zich hier iets van herinnert is het de moord op tien Belgische paracommando’s en de film Hotel Rwanda. De dimensie van de genocide ontgaat de meeste mensen echter. Bovendien gaan buitenlandreportages meer en meer over ‘Belgen in het buitenland’, de bevolking ter plaatse dient als decor.

“Ik ken die tragedie. De moord op die tien soldaten was – voor alle duidelijkheid – een vreselijke misdaad. Ik merk zelf ook de tendens om het internationale nieuws steeds meer te bekijken vanuit een lokale binnenlandse bril. Wat vond die en die Belg of Fransman over de gebeurtenissen? Welke impact had dat op hem of haar? Het lijkt wel of men de lokale bevolking in Rwanda en Afrika niet vertrouwt. Alleen Belgen kunnen blijkbaar objectief zijn. Ondertussen blijven al die verhalen van zoveel Afrikanen ongebruikt.”

Ontkrachten

“De diepere oorzaken van de genocide zijn bekend. Het verontrust me dat ook in Europa het racisme blijft toenemen. De oorzaken zijn complex, maar onwetendheid over het eigen verleden en over de geschiedenis van conflicten is zeker een onderdeel van het fenomeen. Racisten zijn mensen die niet willen worden geconfronteerd met feiten die hun ideeën tegenspreken of ontkrachten. Het zijn ook mensen die niet nieuwsgierig willen zijn. Het zijn mensen die ‘niet willen weten’.”

“Je kan hier honderden rapporten en analyses over lezen. Die hebben zeker hun belang. Om mensen te raken moet je echter meer doen. Ik geloof rotsvast dat kunstenaars, schrijvers daar een belangrijke rol in hebben te spelen. Bovendien, literatuur met een maatschappelijke context is zoveel boeiender om lezen. Wat is er beter dan een goed boek, dat aangenaam is om lezen, en je ook nog iets bijbrengt?”

“Wel gaat het in de praktijk vervolgens zo aan toe dat mensen bewust of onbewust informatie selecteren die hun ideeën bevestigt. Jammer genoeg is het dat gedrag dat maakt dat er geen lessen worden getrokken uit het verleden. In Frankrijk zijn nog veel mensen er rotsvast van overtuigd dat het kolonialisme nog zo slecht niet was.”

“De dingen zijn misgelopen zonder dat wij daar iets aan konden doen’. ‘Het stond in de sterren geschreven’ of iets dergelijks. ‘Zoveel goede bedoelingen zijn verkeerd toegepast’. Ik vind dat je minstens moet proberen te erkennen dat je die vooroordelen hebt en dat je moet open staan voor informatie die je niet bevalt. Probeer zo te begrijpen waarom dingen gebeuren.”

Véronique Tadjo (1955) is romanschrijver, dichter en kunstenares uit Ivoorkust. Zij leefde in meerdere Afrikaanse landen, in Frankrijk en Groot-Brittannië. In haar werk toont zij haar liefde voor Afrika en voor het pan-Afrikanisme, het verlangen naar één gemeenschappelijk Afrika voor alle Afrikaanse volkeren. Zij publiceert ook kinderboeken die ze zelf illustreert en organiseert workshops voor het schrijven en illustreren van kinderboeken. Haar kinderboek Mamy Wata et le Monstre werd in 1993 opgenomen in de lijst van 100 beste Afrikaanse boeken van de 20ste eeuw. Momenteel is zij hoofd van de faculteit Franse Studies aan de universiteit van Witwatersrand in Zuid-Afrika.

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.