De misdaden van IS zijn gruwelijk, ze zijn echter geen nieuw fenomeen. Dit soort wandaden zijn een constante in de conflictgebieden van de voorbije twee eeuwen tot nu. De verontwaardiging over deze misdaden is ook niet altijd even groot als nu. Niet elk slachtoffer heeft immers dezelfde relevantie.
Voorlopig is het einde van de gruwel van IS niet in zicht. De organisatie dreigt binnenkort opnieuw een Brit te onthoofden. De verontwaardiging over deze wandaden is groot. Sommige commentatoren menen zelfs dat een morele grens werd overschreden. Dit zou een strijd van de beschaving tegen de barbarij zijn.
Dergelijke gruweldaden zijn allesbehalve een nieuw fenomeen. De manier waarop hier op deze misdaden wordt gereageerd, is echter selectief. Blijkbaar zijn niet alle slachtoffers van bruut geweld evenveel verontwaardiging waard.
Bassam Raies
Dat blijkt onder meer uit de manier waarop werd gereageerd op het vermoorden van mensen, onder wie ook journalisten, in Syrië in de voorbije maanden. IS is met de onthoofding van twee Amerikaanse en één Brits slachtoffer immers niet aan zijn proefstuk toe. In Syrië werden in de voorbije maanden meerdere Syrische burgers op gelijkaardige manier afgemaakt.
In de derde week van augustus (de exacte datum is niet bekend) werd Syrisch journalist Bassam Raies vermoord. Reporters without Borders en het Committee to Protect Journalists hadden er geen commentaar bij. In de Europese en Amerikaanse media werd er geen melding van gemaakt. Tijdens de recente aanval van Israël op Gaza werden elf mediaprofessionals gedood (journalisten, cameramannen, geluidstechnici).
Terug in de eigen geschiedenis
De Europese kolonisten pasten routineus willekeurige onthoofdingen en verminkingen als terreurmethode toe, van de negentiende eeuw tot de vroege jaren 1960.
Foto’s van Britse, Franse, Portugese, Nederlandse, Belgische, Duitse, Spaanse, Amerikaanse en Australische soldaten en kolonisten met in hun handen de hoofden van weerbarstige inboorlingen werden gretig getoond in kranten en weekbladen (de enige visuele media van die tijd). Verontwaardigde reacties waren er niet. Het waren triomffoto’s van de beschaving tegen de wilde inboorlingen.
El Salvador
In de recentere geschiedenis werden gruwelijke afslachtingen van onschuldige mensen, waaronder onthoofdingen, als terreurmethode systematisch toegepast in Centraal- en Latijns-Amerika. Doodseskaders onder leiding van officieren, opgeleid in the School of the Americas, pasten de daar aangeleerde terreurmethodes toe, met als uitgesproken bedoeling de bevolking in een permanente staat van angst te brengen, die elke impuls tot sociaal verzet in de kiem zou smoren.
Tussen 1979 en 1992 werden in El Salvador 75.000 mensen afgeslacht. Tijdens de burgeroorlog werd dat geweld voorgesteld als gelijk verdeeld tussen de rechtse doodseskaders met Amerikaanse steun en de linkse guerrilla’s, waarvan werd beweerd dat ze door de Sovjet-Unie werden gesteund.
Na 1992 wees onderzoek uit dat meer dan 80 procent van de doden door de doodseskaders waren omgebracht. Waar de repressie van de linkse guerrilla’s was gericht tegen soldaten, politieagenten en politieke leiders, gingen de doodseskaders echter achter leraars aan, syndicalisten, journalisten, landbouwingenieurs en priesters, zowat iedereen die de bevolking een stem wilde geven.
De wreedaardigheden van de Salvadoraanse doodseskaders waren ruim bekend. Hun terreur was immers bedoeld om gezien te worden door de eigen bevolking. Er werd in de media ruim over bericht, er werd ook militair tussenbeide gekomen, weliswaar om de daders te ondersteunen, niet de slachtoffers.
Guatemala
In Guatemala duurde de burgeroorlog nog langer, van 1960 tot 1996. Daar was de terreur van de door de VS opgeleide doodseskaders vooral gericht tegen de autochtone bevolking, hun leiders en sympathisanten. Ook hier waren onthoofdingen en gruwelijke verminkingen routine.
De onderzoekscommissie die na de burgeroorlog onder auspiciën van de VN de slachtingen onderzocht, kwam tot de slotsom dat hier van genocide sprake was geweest. Ook deze wreedheden waren ruim bekend op het ogenblik van de feiten zelf.
Rios Montt, één van de generaals verantwoordelijk voor deze jarenlange slachtpartijen, werd in 2013 door de Guatemalteekse rechtbank voor genocide veroordeeld tot levenslang. Met ruime financiële steun van Amerikaanse advocaten wist hij dat eerste vonnis te laten vernietigen op juridisch-technische gronden. De heropening van zijn proces wordt door de VS actief tegengewerkt.
Nicaragua
Nicaragua was nog een ander Centraal-Amerikaan land dat kreunde onder een burgeroorlog van 1979 tot 1990. Toen de linkse guerrilla van de Sandinisten in 1978 prowesterse dictator Anastasio Somoza van de macht wist te verdrijven, hergroepeerde de VS onder president Reagan onmiddellijk de verslagen presidentiële garde in buurland Honduras. Reagan noemde de ‘Contra’s’ zijn ‘vrijheidsstrijders’.
Tijdens hun slachtingen werd dat geweld voorgesteld als een burgeroorlog tussen links en rechts. De onderzoekscommissie na 1990 stelde vast dat de de Contra’s systematisch alle projecten en personen hadden geviseerd die de economie en de sociale samenhang van het land probeerden te herstellen. Zo werden bijna alle landbouwscholen vernietigd, leraars inbegrepen. Ook hier waren onthoofdingen en gruwelijke verminkingen onderdeel van de toegepaste terreur.
Colombia
In Colombia heerst nog steeds een burgeroorlog, die al sinds 1948 bezig is. Doodseskaders terroriseren er nog steeds grote gebieden. Hier paste president Kennedy (1960-1963) voor het eerst de nieuwe militaire doctrine voor Latijns-Amerika toe van ‘nationale veiligheid’.
De Latijns-Amerikaanse legers moesten zich niet meer beperken tot de klassieke taak van elk nationaal leger, namelijk het verdedigen van het territorium, maar namen de handhaving van de openbare orde over van de politie.
In het Colombiaanse parlement hebben vandaag nog meer dan veertig procent van de leden banden met paramilitaire doodseskaders (‘paramilitair’ betekent illegale gewapende organisaties met een interne ‘militaire’ structuur – dikwijls waren het ook gewoon echte militairen of politieagenten die zonder uniform opereerden).
Colombia is al tientallen jaren het land met het grootste aantal interne vluchtelingen ter wereld en is al even lang één van de gevaarlijkste landen ter wereld voor journalisten en vakbondsactivisten.
Van Colombia in 1948 over Centraal-Amerika in de jaren 1980 terug tot nog steeds Colombia vandaag, kenmerkten deze doodseskaders zich door de openlijke brutaliteit waarmee ze te werk gingen. Onthoofdingen, verminkingen, folteringen, niet alleen van mannen, maar ook van moeders en kinderen, tienduizenden werden vermoord.
Over de nieuwe terreur van doodseskaders in Honduras sinds de staatsgreep van 2009 is amper iets te lezen, horen of zien. In 2009 waren er onder de slachtoffers van de repressie drie journalisten, elf in 2010, zes in 2011, zeven in 2012, twee in 2013 en dit jaar 2014 tot nu twee.
Waardige en onwaardige slachtoffers
In 1988 schreven econoom en media-analyst Edward Herman en Noam Chomsky, professor linguïstiek en politiek criticus van het Amerikaanse buitenlandse beleid, het boek Manufacturing Consent. Het werd heruitgegeven met nieuwe hoofdstukken in 2002 en een hernieuwde versie wordt volgend jaar verwacht.
In dit boek leggen beide auteurs uit hoe de vrije media functioneren, aan de hand van vijf filters die bepalen wat nieuws is en hoe het nieuws wordt gebracht. Daarnaast leggen ze het concept ‘waardige en onwaardige slachtoffers’ uit.
In grote lijnen komt die opdeling hierop neer.
Waardige slachtoffers zijn de slachtoffers van onze vijanden, onwaardige slachtoffers zijn de slachtoffers van de misdaden die we zelf begaan of onze partners en bondgenoten. Die status bepaalt of een slachtoffer nieuwswaardig is en indien zo, op welke wijze ze in het nieuws aan bod komen.
Elke politieke moord is een misdaad, ook als we ze zelf begaan
Zelfs de meest uitgesproken critici van de westerse invasies in Irak en Afghanistan veroordelen de wandaden van IS. Een wereld waarin rechtvaardigheid ernstig wordt genomen, zou echter niet zo selectief omgaan met deze brutaliteiten.
Hoe erg onthoofdingen van onschuldige journalisten ook zijn, ze zijn niet minder gruwelijk dan drone-bombardementen in Afghanistan en Pakistan, waarbij duizenden onschuldige slachtoffers vallen, ze zijn niet minder erg dan bombardementen van een weerloze bevolking in Gaza. De onthoofdingen van IS onderscheiden zich hiervan enkel in de aard van de slachtoffers.
Zolang de wereld wordt opgedeeld in ‘waardige’ en ‘onwaardige’ slachtoffers, zal aan deze gruwel geen einde komen. Deze gruwel kan slechts stoppen als wij hier de verantwoordelijkheid erkennen voor wat de voorbije dertien jaar in onze naam is gebeurd in het Midden-Oosten en als wij de misdaden, begaan in onze naam, durven erkennen.
Nieuwe bombardementen zijn niet de oplossing voor IS. Het is uit de woede en de onmacht veroorzaakt door deze massale luchtaanvallen dat de gruwel van IS is ontstaan. Nieuwe luchtaanvallen zullen de onveiligheid in het Midden-Oosten en de rest van de wereld alleen maar vergroten.
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.