Veeleer dan een onverwacht gevolg van een ondoordacht beleid is de huidige impasse over Griekenland het gevolg van bewuste keuzes die erop gericht zijn een einde te maken aan de sociale welvaartsstaat. De vraag is niet “Hoe is het zover gekomen?” maar “Hoe geraken de Europese instellingen hier al zolang mee weg?”
Volgens berichtgeving in de media werden de lidstaten van de Eurogroep totaal verrast door de toespraak die Grieks eerste minister Alexis Tsipras hield in de nacht van zaterdag 27 juni om 1 uur ’s morgens (Brusselse tijd). Hij had de eurogroep echter al twee dagen eerder op 24 juni achter gesloten deuren op de hoogte gebracht dat hij dit zou doen, maar de eurogroep rekende er blijkbaar op dat het bij bluffen zou blijven.
Tijdens de vergadering van de eurogroep op 25 juni bevestigde de Griekse minister van Financiën Yanis Varoufakis deze beslissing voor een referendum op 5 juli over het voorstel van de instellingen. Hij vroeg daarbij om in afwachting van dat referendum de huidige leningsovereenkomst nog enkele dagen tot een paar weken te laten lopen (na de einddatum van 30 juni).
Dit werd categoriek afgewezen door de 18 andere ministers van de Eurogroep. Het idee dat het Europees austeriteitsbeleid voor het eerst in zijn bestaan zou worden beoordeeld door een specifiek referendum was voor hen een brug te ver. Dit is immers een ‘gevaarlijk’ precedent, dat in heel wat andere EU-lidstaten navolging zou kunnen vinden.
Alles zal in de komende dagen afhangen van wat de Europese Centrale Bank (ECB) zal doen. Deze zogenaamd onafhankelijke instelling heeft in het verleden meermaals bewezen vooral door politiek-ideologische motieven geleid te worden.
Medialandschap
De vraag is in hoeverre de Griekse bevolking zich kan informeren over wat precies het huidige voorstel van de Europese instellingen van 25 juni inhoudt. Er bestaat in Griekenland immers geen normaal medialandschap dat diversiteit en pluraliteit van informatie aanbiedt.
Zowat de hele pers is eigendom van oligarchen. Die betalen tot vandaag nog steeds geen enkele uitzendbelastingen (zoals dat in elk ander EU-lidstaat het geval is). Ze willen bovendien niets weten van de geplande wettelijke regulering van de media door de regering. Van deze media moet dus geen degelijke informatie verwacht worden over wat op tafel ligt. Zij zullen keihard de JA-kaart trekken en verdedigen. Ondanks hun grote dominantie is hun invloed niet zo groot, want de meeste Grieken, hebben “zich mentaal al volledig los gemaakt van de mainstream media”.
Het morele gezag van deze media is met andere woorden zo goed als nihil. Dat geldt ook voor een groot deel van de zogenaamde ‘pro-EU-betogers’. Wat zij in feite eisen is een terugkeer naar de toestand onder de vorige regeringen, met een keiharde aanpak van de sociale rechten van de arme meerderheid en voor het overige een voortzetting van de corruptie, de massale belastingontwijking en vooral, het onberoerd laten van de privileges van de oligarchie, allemaal zaken waarvoor de Eurogroep nooit op enige hervormingen heeft aangedrongen.
Zij zeggen met andere woorden Ja aan het Europa dat het Grieks probleem heeft gecreëerd. Zij zeggen Ja aan de terugkeer van een fiscaal non-systeem dat toelaat dat corrupte elites – met medewerking van hun collega’s in de andere EU-lidstaten – alle regels aan hun laars lappen. Zij zeggen Ja aan een Griekenland waar 64 procent van de fiscale inkomsten van de staat uitsluitend komt van werknemers en gepensioneerden.
Vernedering
Het echte drama is ondertussen dat het referendum het grootste deel van de Griekse bevolking een keuze laat tussen verdere armoede onder Europese voogdij of verdere armoede onder eigen vleugels. Opiniepeilingen – die in Griekenland altijd voorzichtig moeten bekeken worden, welke media organiseerden ze, hoe werden de vragen geformuleerd – geven een JA-stem bij het referendum een meerderheid van ongeveer 57 procent.
Naargelang wat de komende dagen gaat gebeuren, kan dat nog in alle richtingen veranderen. Critici van de regering gaan ervan uit dat de sluiting van de banken en kapitaalcontrole’s de panieksfeer gaan vergroten en de JA-stem vooruit stuwen. Ze gaan er echter aan voorbij dat er ook heel wat Griekse kiezers zijn die nu al geen geld hebben op hun lopende rekening, laat staan spaargeld. Heel wat Grieken leven immers al in een informele overlevingseconomie van ruilhandel. Een strenge aanpak van de Europese Centrale Bank kan even goed als een vernedering worden beschouwd die de Neen-stem zal doen toenemen.
Dat de Griekse kiezers dus een keuze heeft tussen twee slechte oplossingen is echter niet de schuld van deze regering. Dit is het resultaat van “veertig jaar corruptie en politieke incompetentie en van vijf jaar economische wurging door het IMF, de ECB en de Europese Commissie”.
Bankroet
De woorden ‘bankroet’ en ‘faillissement’ vallen regelmatig in perscommentaren. Daarbij wordt verwezen naar historische precedenten van vorige staten die eveneens failliet gingen (waaronder Griekenland zelf). Hier dient benadrukt te worden dat de legale termen ‘bankroet’ en ‘faillissement’ niet van toepassing zijn op staten. Een bedrijf kan failliet gaan en ophouden te bestaan, een staat niet.
Wat wel kan, is dat een staat in een financieel noodlottige situatie terechtkomt en de controle over de eigen begroting kwijtraakt. Griekenland houdt met andere woorden na 30 juni niet op te bestaan, het land wordt niet in beslag genomen of iets dergelijks. Bovendien, Griekenland is de facto reeds vijf jaar zijn eigen controle over de overheidsbegroting kwijt. Financiële onafhankelijkheid is een van de cruciale kenmerken van een soevereine staat.
Ongetwijfeld weten de meeste economische journalisten wel dat het concept ‘bankroet’ voor een staat niet opgaat. De term wordt vooral om zijn sensationeel klinkende connotatie gebruikt. Dat de media zo meewerken aan het veroorzaken van een paniekstemming is onmiskenbaar. Daar zijn historische voorbeelden genoeg van. De Grote Depressie is het meeste bekend voorbeeld maar niet het enige.
Bovendien, waarom zou de niet-terugbetaling van een lening van 1,9 miljard euro op 30 juni het ‘bankroet’ van Griekenland veroorzaken? Dat bedrag vertegenwoordigt 0,79 procent van de totale lening van 240 miljard euro die Griekenland vanaf 2010 heeft ontvangen. Toen stond het deficit van Griekenland op 120 procent van het BNP, vijf jaar Europese besparingsmaatregelen later is dat tekort gestegen tot 180 procent .
Hoe meer ‘bankroet’ kan Griekenland zijn na 30 juni? De algemene werkloosheid staat op 26 procent (meer dan 50 procent voor min-25-jarigen), de economie is met 25 procent gekrompen en wie wel nog werk heeft verdient nu gemiddeld 40 procent minder dan vijf jaar geleden. Vooral overheidsambtenaren hebben zwaar ingeleverd. In tegenstelling tot de wilde stadsverhalen die voortdurend blijven herhaald worden, heeft Griekenland 14 nochtans 14 procent minder ambtenaren dan het gemiddelde van de OESO-landen.
De beleidskeuzes van de Europese instellingen hebben manifest gefaald. Hoe je het draait of keert, hoe eens of oneens je het bent met het regeerprogramma van Syriza: dit kan onmogelijk de verantwoordelijkheid zijn van deze regering. De grote EU-lidstaten Frankrijk, Duitsland en Italië blijven echter onverminderd aandringen op meer van hetzelfde.
Wat ook de uitslag van het referendum van 5 juli zal zijn, deze situatie heeft de legitimiteit van het Europese integratieproces vernietigd. De Eurogroep heeft beslist dat de EU een zuiver economische unie is, geen sociale.
Memorandum
De Eurogroep heeft vanaf de allereerste vergadering met de nieuwe Griekse regering verkeerd ingeschat hoe zij hiermee moest omgaan. Vijf jaar lang waren Griekse politici van PASOK en Nieuwe Democratie – de twee partijen die sinds de val van de militaire dictatuur in 1973 elkaar aan de macht hadden afgewisseld1 – de revue gepasseerd.
Uit het onderzoek van de parlementaire onderzoekscommissie die door Syriza werd ingesteld over de wettelijkheid van de Griekse schuld is onder meer gebleken dat de ‘hervormingsvoorstellen’ waarmee Griekse ministers sinds 2010 naar Brussel kwamen, in werkelijkheid waren opgesteld door de ambtenaren van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank (ECB)en het International Muntfonds (IMF), tot voor kort de ’trojka’, nu de ‘instellingen’.
Griekse ministers bleken soms die voorstellen pas zelf te lezen tijdens de betrokken Eurogroep. Het vierhonderd pagina’s lange memorandum dat in 2010 de leningsovereenkomst voor Griekenland vastlegde, werd ondertekend door ministers die de tekst niet gelezen hadden.
Het was dan ook een schok voor de Eurogroep om vast te stellen dat deze regering met voorstellen kwam die ze zelf had opgesteld en die bovendien van heel andere premissen uitging. Zo stelde Syriza vanaf februari 2015 met voorstellen kwam om de fiscale voordelen van de oligarchie aan banden te leggen. Dat werd dan steevast vertaald tot ‘niet-constructieve voorstellen’ of ‘géén voorstellen’.
Desondanks ging de Eurogroep er verkeerdelijk van uit dat ook deze Griekse politici uiteindelijk wel zouden plooien en hun electorale beloften zouden laten vallen. Een dubbele koppigheid – een weigering om fiscale hervormingen toe te laten die nieuwe inkomsten zouden genereren en het halsstarrig vasthouden aan een keuze voor uitsluitend sociale besparingen door de overheid – gepaard met ongeloof over zoveel inhoudelijke consistentie van hun gesprekspartners heeft gemaakt dat de situatie zo kon vastlopen.
Legitimiteit
Meer dan ooit maakt dit duidelijk hoe ver de Europese instellingen zijn afgegleden. Het idee van een regeringsleider die niet bereid is zijn land te verkopen om toch maar aan de macht te blijven is voor deze instellingen en de politici die er de leiding van hebben onvatbaar.
Eerste minister Alexis Tsipras doet wat alle politieke leiders van de EU zouden moeten doen: zich houden aan de beloftes die hij voor de verkiezingen heeft gemaakt. Mede daarom is de vastberadenheid van de Eurogroep zo groot om deze Griekse regering te laten mislukken.
Het referendum van 5 juli zou volgens de tegenstanders in de Eurogroep in feite alleen maar over het lidmaatschap van de eurozone gaan. Ook dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Het verdrag van de Europese Monetaire Unie (EMU – de termen ‘eurogroep’ en ‘eurozone’ zijn geen officiële benamingen) heeft echter niets voorzien om een lidstaat uit te sluiten, evenmin bevat het regels die een lidstaat zelf toelaten er uit te stappen. Griekenland kan met andere woorden niet zomaar uit de EMU verdreven worden.
Meer dan over de toekomst van de Griekse regering, gaat dit over het voortbestaan van de Europese Unie. Van de openlijk beleden idealen van vrijheid en democratie blijft zo goed als niets over. Wat de Eurogroep van 25 juni duidelijk maakte is dat de EU wordt geleid en bestuurd door politici, die nooit hun huidige beslissingen aan de kiezer hebben voorgelegd. Daarbij worden ze bijgestaan door een aantal supranationale instellingen die geen enkele democratische legitimiteit hebben.
Er bestaat in de geschiedenis geen enkel voorbeeld van een land dat zich uit een dergelijke diepe depressie heeft verlost door overheidsbesparingen. Er bestaan echter talloze voorbeelden van het omgekeerde. Dat de Eurogroep desondanks blijft vasthouden aan haar huidig beleid, versterkt de vermoedens dat de anti-sociale gevolgen van dit beleid niet zozeer onverwachte neveneffecten zijn maar reële doelstellingen. Dit beleid is met andere woorden gericht op het beëindigen van de rol van de staat als sociaal beschermer, op het einde van de sociale welvaartsstaat.
Bronnen:
- Greece referendum: did the euro just die at 4pm?
- Do Not Blink, Greece
- Greece Referendum: Why Tsipras Made the Right Move
1 Dat deden ze niet door het behalen van electorale meerderheden maar met een kieswetgeving die 50 extra zetels geeft aan de grootste partij. Dit systeem kon hun monopolie over de regeringsmacht handhaven tot januari 2015. Ook Syriza heeft geen meerderheid van de Griekse kiezers achter zich (36 procent). Samen met de kleine ANEL-partij (4 procent) hebben ze wel een meerderheid aan zetels in het parlement.
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.