Eén van de meest gehoorde kritieken op de huidige Griekse Syriza-regering is dat haar gedrag de gemiddelde Belg ongeveer 1000 euro zou gaan kosten. Een analyse van de werkelijke Belgische steun aan Griekenland vertelt een ander verhaal.
Het bedrag dat België aan eventueel onbetaalde Griekse leningen sinds 2010 zou verliezen wordt op ongeveer 10 miljard euro geraamd, gemiddeld betekent dat per Belg 1000 euro, aldus toch de algemene berichtgeving.
Directe lening
België heeft in 2010 een deel van de leningen van de Trojka aan Griekenland op zich genomen, namelijk 1,9 miljard euro. Van dat bedrag heeft Griekenland volgens de afgesproken leningsvoorwaarden tot nog toe reeds 120 miljoen euro intresten terugbetaald. Het kapitaal van deze lening moet terugbetaald worden door Griekenland tussen 2020 en 2040. Het is met andere woorden nog veel te vroeg om te stellen dat België dit geld kwijt zou zijn.
Dit uitgeleende bedrag komt overeen met 0,5 procent van het Belgische BNP en is ongeveer driemaal kleiner dan het bedrag dat de regering van Charles Michel wil besteden aan nieuwe militaire vliegtuigen. Dit bedrag is tevens ongeveer zeventien maal kleiner dat de 33 miljard euro die de Belgische regering in 2009-2010 heeft uitgegeven om de Belgische banken te redden. Deze laatste ‘lening’ is in tegenstelling tot de lening aan de Griekse staat aan geen enkele terugbetalingsvoorwaarde onderworpen.
Deelname aan de ECB en het EFSF
Naast deze directe leningen is België financiële engagementen aangegaan via haar deelname aan internationale samenwerkingsverbanden. Net als alle andere EU-lidstaten is België aandeelhouder bij de Europese Centrale Bank (ECB, één van de drie ‘instellingen’ van de Trojka). Voor België gaat het om 2,2 miljard euro aan Griekse waardepapieren bij de ECB.
Als de ECB dat zou willen, kan ze zelf het verlies van deze bedragen opvangen in plaats van ze door te sluizen naar de lidstaten. Dat heeft de ECB sinds het begin van de crisis al meerdere malen gedaan, voor privé financiële bedrijven.
Daarnaast neemt België deel aan het European Financial Stability Fund (EFSF). Dat is een gemeenschappelijk kapitaal waar de 19 EU-lidstaten aan deelnemen die lid zijn van de Economische en Monetaire Unie (EMU, de landen die de euro als gemeenschappelijke munt hebben). Groot-Brittannië, Zweden, Denemarken, Polen, Tsjechië, Hongarije, Bulgarije, Roemenië en Kroatië zijn EU-lidstaten, maar geen lid van de EMU en niet betrokken bij de onderhandelingen over de Griekse schuldenlast. De ministers van Financiën van deze landen nemen dus ook geen deel aan de onderhandelingen in de zogenaamde ‘eurogroep’.
Dit EFSF werd in 2010 opgericht om alle EU-lidstaten (dus ook zij die geen lid zijn van de EMU) te ondersteunen in geval van economische problemen. Het gaat daarbij niet om leningen in de strikte zin van het woord maar om garanties. (Land X moet dringend bedrag Y lenen, maar kan niet de zekerheid geven dat het dat kan terugbetalen. Land (of landen) Z geeft daarom een garantie, dat zij daar voor zal instaan, in het geval de terugbetaling zou mislopen. Zo kan land X alsnog een lening aangaan, die ze anders niet zou hebben verkregen.)
België heeft zich voor 5 miljard euro geëngageerd in het EFSF. Dat geld werd gebruikt om waardepapieren aan te kopen op de privémarkt en zo hulp te bieden aan de banksector in Griekenland, Portugal en Ierland. Dit geld moet terugbetaald worden vanaf 2025.
Speculatie
In het geval dat Griekenland inderdaad geen enkele euro meer zou terugbetalen van het bedrag van de nog uitstaande leningen, dan moet daar in ieder geval reeds de jaarlijkse 20 miljoen rente-afbetaling afgetrokken worden, die Griekenland sinds 2010 elk jaar aan België heeft gestort, totaal 120 miljoen (zoals hierboven vermeld). Als Griekenland de afbetaling van deze rente zou stopzetten, dan komt dat neer op een jaarlijks verlies van 2 euro per Belg.
Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat niet alle Belgen in gelijke mate delen in de opbrengsten van deze terugbetalingen. Er zijn heel wat Belgen die helemaal niets van die jaarlijkse 2 euro zien. Er zijn daarentegen een beperkt aantal Belgen die dat geld wel zien verschijnen op hun bankrekeningen. Het gaat dan om personen die reeds voor de crisis miljonair/miljardair waren.
Bovendien hebben heel wat Belgische banken gespeculeerd op de Griekse schulden. Zij hebben met andere woorden goed verdiend aan de zwakke financiële positie van Griekenland. De Belgische regering zou evengoed kunnen beslissen om haar geld te recupereren door deze woekerwinsten te belasten.
Weinig realistisch scenario
De gemiddeld 1000 euro verlies die de Belgische burger theoretisch zou kunnen lijden gaat trouwens uit van een weinig realistisch scenario, namelijk dat Griekenland vanaf nu helemaal niets meer zou terugbetalen, te eeuwigen titel. Dat zou in de menselijke geschiedenis een primeur zijn.
Er wordt ook heel wat mist gespoten over wat de Griekse vraag voor schuldherschikking en/of schuldverlichting precies inhoudt. Schuldherschikking betekent dat de modaliteiten van de terugbetaling worden gewijzigd. Dat kan betekenen dat de termijn voor terugbetaling wordt verlengd, dat er een rustpauze wordt ingelast voor de terugbetalingen en dergelijke. Schuldherschikking betekent dus geen verlies voor de lener, hoogstens een kleinere winst, of een winst die langer op zich laat wachten (maar wel verzekerd blijft).
Schuldverlichting betekent dat Griekenland een deel van de schulden niet meer moet terugbetalen en dat de modaliteiten voor terugbetaling weliswaar gewoon doorlopen, maar voor een kleiner bedrag. Ook hier betekent dit nooit dat de uitlenende landen dan verlies gaan lijden. Het betekent immers alleen dat de voorspelde winsten – na onderlinge afspraak – kleiner zullen zijn, dan oorspronkelijk was afgesproken. Meestal wordt schuldverlichting toegepast in samenhang met vormen van schuldherschikking.
Yves Leterme
Eerste minister Yves Leterme (CD&V) loog niet toen hij in 2010 verklaarde dat de lening aan Griekenland een goede investering was en geld zou opbrengen voor de Belgische schatkist. Gezien de recente evolutie zal die winst zeker kleiner worden dan toen voorzien, maar het blijft wel een winst, geen verlies.
De term ‘verlies’ wordt hier gebruikt waar hij niet van toepassing is. Wanneer bijvoorbeeld een lening X een investeringsopbrengst voorspelt van pakweg 100 miljoen euro verspreid over 10 jaar, en na vijf jaar blijkt dat die finale winst slechts 90 miljoen euro zal bedragen, dan hebben commentatoren het over een ‘verlies’ van 10 miljoen euro, alsof dat geld uit de eigen portemonnee wordt weggenomen. In werkelijkheid gaat het nog altijd over 90 miljoen investeringswinst.
Wat elke Belg zogenaamd gemiddeld zou verliezen, is alleen maar het gevolg van de keuzes van de Eurogroep in 2010 om de privé-banksector te redden, door hun schulden over te hevelen naar de Griekse en de Europese belastingbetalers.
Politiek ongewenst precedent
Uiteindelijk is deze crisissituatie ontstaan omdat de Europese instellingen een land dat weliswaar met een groot maar beheersbaar probleem zat – en dat in 2010 niet erger was van in Portugal, Spanje of Italië – opgezadeld met een onhoudbare schuldenlast en een catastrofale economische situatie. Alle positieve prognoses van 2010 van het IMF en de ECB bleken foutief te zijn. Als enige antwoord op deze totale mislukking en de humanitaire catastrofe die erop volgde, antwoorden de instellingen nu met meer van hetzelfde.
Deze crisis betekent het morele failliet van de centrum-linkse partijen in Europa, die meer nog dan hun centrum-rechtse tegenstrevers/medestanders, medeplichtig zijn aan het budgettaire gestrengheidsbeleid van de voorbije twintig jaar (waarvan de voorbije zeven jaar sinds 2008 slechts de apotheose zijn).
Zij zijn ervan uitgegaan dat Grieks eerste minister Alexis Tsipras, net als zijn voorgangers (en net als zijzelf) in de jaren die hieraan voorafgingen, uiteindelijk wel zou ‘bijdraaien’ en zijn verkiezingsbeloften een voor een zou inslikken. Dat hij dat niet zou doen, konden zij zich na jarenlange machtsdeelname en ideologische inleveringen niet voorstellen. Mede daardoor valt onder meer de halsstarrigheid van een Jeroen Dijsselbloem (Nederlands sociaaldemocraat), voorzitter van de eurogroep, te verklaren.
De diepere drijfveer voor deze koppigheid is politiek-ideologisch. Een overwinning voor de regering van Syriza in Griekenland – zelfs de kleinste morele overwinning – zal een veel te ‘gevaarlijk’ precedent scheppen, waar de Spaanse kiezers in december 2015 inspiratie uit zouden kunnen halen voor een gelijkaardige politieke ommezwaai, weg van de twee machtspartijen, de sociaaldemocratische PSOE en de conservatieve PP (de Spaanse versies van de Griekse PASOK en ND).
Griekse kolonels en een Spaanse caudillo
Net als de PASOK en de ND in Griekenland na de val van de dictatuur in 1973, hebben de PSOE en de PP elkaar na de val van het Franco-regime afgewisseld aan de macht met lichtjes variërende kopieën van elkaars neoliberale programma.
Achter dit alles gaan uiteraard diepere economische belangen schuil en een daarmee samenhangend ideologisch maatschappijbeeld. Het sociaal inleveringsbeleid van de voorbije dertig jaar heeft niets van doen met lagere inkomsten of winsten, maar met een andere herverdeling van de winsten, weg van de staat naar de grote ondernemingen (en niet naar de KMO’s, die net als alle loontrekkende werknemers eveneens zwaar in de klappen delen).
De sociale inleveringen (‘besparingen’) van de voorbije dertig jaar zijn geen spijtig ‘gevolg’ van moeilijke omstandigheden, maar bewuste ‘doelstellingen’ van een gigantische herverdelingsoperatie. In dat grote verhaal is het zogenaamde 1000-euro-verlies van elke Belg aan Griekenland maar klein bier.
Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.