Terwijl sinds vrijdag 4 september Belgische auto’s en vrachtwagens met hulpgoederen toestromen, organiseren lokale organisaties in Calais zich om deze onverhoopte steun in goede banen te leiden. Europese, Franse, Belgische overheden en instellingen falen en gewone mensen laten hen met schaamrood achter. DeWereldMorgen.be ging ter plaatse, zag solidariteit en zoveel meer.
Calais. Het stadje aan de Noordzee staat niet bepaald hoog op de lijst van Franse toeristische attracties. De ferry naar de overkant was zowat de enige reden om er te passeren. Sinds enkele jaren is daar de Kanaaltunnel bijgekomen, maar de veerboten draaien ondanks aanvankelijke doemscenario’s nog steeds op volle toeren. De veerboot blijft – vooral voor vrachtwagens – een traag maar goedkoop alternatief.
Calais? Connais pas!
Zelf ben ik ooit tweemaal in Calais geweest, eerder toevallig, op het einde van een zomervakantie na een lange autorit huiswaarts even stoppen om iets te eten, dat was het. Voor wie ferry noch tunnel moet hebben is Calais niets meer dan een wegwijzer op de weg naar Normandië of Bretagne. Eén ding had ik wel onthouden van die laatste passage, een paar jaar terug. In het centrum zag je overal kleine groepjes (toen bijna uitsluitend Afrikanen) slapen onder bruggen, in uithoeken van gebouwen, in ronduit erbarmelijke omstandigheden.
Op vier september om 9 uur ’s morgens komen fotograaf Frederik Sadones en ikzelf toe op de parking van de Zone Commercial Mi-Voix in de gelijknamige buitenwijk Mi-Voix van Calais. Karakterloze, winderige flatgebouwen rond een enorme shopping mall, allemaal heel netjes maar zonder ziel. Je ziet het in een oogopslag. Dit shoppingcenter wurgt elke poging tot het starten van kleine handelszaken, net zo essentieel voor de sociale ontwikkeling van een lokale buurt.
Hier worden omstreeks het middaguur de konvooien uit onder andere Gent, Antwerpen en Oostende verwacht. Wij komen in afwachting de sfeer opsnuiven. Dat beginnen we met Christian Salomé, gepensioneerd ambtenaar en een van de trekkers van de lokale organisaties in Calais. In een typisch nep-gezellige koffiebar in de mall vertelt hij zijn verhaal.
Een bescheiden begin
“Wat we nu zien is enkel een plotse toename in aantallen. Het probleem van vluchtelingen die naar Groot-Brittannië willen sleept hier immers al meer dan tien jaar aan. Buiten Calais in de rest van Frankrijk en Europa lag men er niet wakker van. Wat eerst heel verspreid begon met een paar mensen die ieder op zich hier en daar eten begonnen te koken voor die mensen, zijn we gaan coördineren en uitbreiden.”
“Met een paar vrienden heb ik 7 jaar geleden onze organisatie Auberge des migrants opgericht. Zelf heb ik de leiding over de voedselvoorziening. Voornamelijk gepensioneerden bereiden een aantal dagen per week 800 maaltijden, in de weekends krijgen we versterking van studenten.”
“Vorig jaar (2014) begonnen de aantallen toe te nemen. Het gemeentebestuur kreeg al enige tijd klachten van de inwoners, die het niet zo hadden op deze nieuwkomers. Snuffelen in de vuilnisbakken of rond het containerpark. Het ‘stoorde’. Er werd geklaagd over het vuil onder de bruggen, de stinkende vuurtjes – die mensen verbranden eender wat ze kunnen krijgen om te kunnen koken of zich te verwarmen – en ja, kleine diefstallen van fietsen, gsm’s, het kwam wel eens voor. Dit zijn echter geen misdadigers, maar wanhopige mensen die willen overleven.”
Verhoogde zichtbaarheid
“Op een bepaald ogenblik heeft het stadsbestuur in overleg met de hogere overheden beslist om de zaak in handen te nemen. Het kamp van Sangatte werd gesloten en alle verspreide groepjes over de stad werden samengedreven, naar de verafgelegen noordoostelijke kant van Calais. Daar ligt een oude verlaten camping, netjes verscholen achter de autosnelweg naar de ferry en een enorm industrieterrein.”
“Daarmee was het stadsbestuur van het probleem verlost, dachten ze. De Franse autoriteiten hebben zich met deze beslissing fameus in de voeten geschoten, door ongeveer 3500 vluchtelingen te concentreren op één en dezelfde plek, waar zo goed als niets was om te wonen en te leven. Die concentratie creëerde de huidige zeer visuele bidonville. Het kamp kreeg sindsdien – en krijgt nog steeds – zowat alle wereldmedia over zich heen. Wat jullie vanuit België nu doen is daar een gevolg van!”
“Samen met Salaam Calais en Ouverture et Humanité (de twee andere lokale organisaties die zich om de vluchtelingen bekommeren) kunnen we de voorstellen uit het buitenland haast niet meer volgen. Op 4 oktober verwachten we onder meer een konvooi van 34 auto’s uit Ierland, met 30 ton materiaal en met tien verplegers en drie dokters die hier meerdere dagen gaan blijven.”
Waarom willen die mensen absoluut naar Groot-Brittannië?
“Daar zijn maar twee redenen voor. Familie en taal. Een grote groep onder hen heeft reeds familie daar. Ze komen uitsluitend uit voormalige Britse kolonies en spreken alleen Engels als tweede taal. Ik heb dat moeten leren, wat niet evident is voor een Fransman, zeker Engels niet. Vous, les Belges, par contre! (lacht). Ze zijn niet echt geïnformeerd over de realiteit daar. Het is alleen dat wat hen drijft, de hoop om met familie herenigd te worden en om te leven in een land waar ze de taal van spreken.”
“In het grote geheel van de vluchtelingenstroom in Europa zijn ze weliswaar een minderheid. Het is de concentratie op één punt in Calais, dat hun probleem zo visueel maakt. Als het gemeentebestuur dus zegt dat dit een probleem is dat de stad niet alleen kan oplossen, hebben ze wel een punt. Dat is echter geen excuus voor het weinige dat ze zelf doen.”
Het kamp
Het is niet lang zoeken naar het kamp. Wie op de autostrade aan afrit 2 komt, kan er rechts niet naast kijken. Daar ligt een enorm kamp van canvas, plastic allerhande, gerecupereerde tentjes, met hout en afval in elkaar gestoken krotten. Ongeveer 3500 mensen leven hier in het hart van Europa in erbarmelijke omstandigheden sinds april 2015. Het najaar en de winter moet nog komen…
Het begon als een neerbuigende naam: ’the jungle’. Rechtse activisten noemden het kamp zo en zagen de erbarmelijke leefonstandigheden als bewijs van hun meerderwaardigheidsideeën. Blijkbaar zijn de mensen in het kamp dat bewust of onbewust als een soort geuzennaam gaan overnemen. Zelf kan ik het niet opbrengen om die term in de mond te nemen. In mijn gesprekken heb ik het over ‘het kamp’. Wanneer een journalist van de Guardian naast mij neerbuigend vraagt waarom ze nu feitelijk ‘in the jungle’ wonen, weet ik het zeker. Voor mij is dit het ‘kamp’.
In het kamp worden Frederik en ikzelf overal vriendelijk begroet. Waar we vandaan komen? ‘Brussels’, dat kennen ze wel, maar alleen als hoofdstad van ‘Europe’. Niemand dringt zich op, ook al zijn we pijnlijk bewust van ons welvarend uiterlijk en bijhorende huidskleur. Over het kamp hangt een irritante geur van verbrande rubber, die niet van de vuurtjes blijkt te komen, maar uit een schoorsteen van een chemisch bedrijf aan de andere kant van de autostrade.
Een microkosmos van het leven
De mensen bleven na hun verdrijving sinds april 2015 niet bij de pakken zitten. Overal wordt gekookt, getimmerd, zelfs handel gedreven. Eten kopen ze in de dichtstbijzijnde Lidl, zes kilometer verderop gaan ze dat halen met een gammel winkelwagentje of op de fiets, gerecupereerd op een of ander stort. Dat zijn dikwijls kinderfietsjes, waar ze een hoog zadel op monteren om er dan oncomfortabel gebogen over het veel te lage stuur mee door de stad te fietsen op zoek naar wat nuttigs. Niet zonder gevolg, sinds de gedwongen verhuis naar het kamp zijn er al negen doden gevallen in het verkeer.
Met de luttele opbrengst van de verkoop van die bereide maaltijden proberen ze dan de ‘handelszaak’ wat uit te breiden. We zien ook een paar winkeltjes voor droge eetwaren en vooral drank. Wassen doen de mensen zich aan twee kranen van de waterleiding die hier nog onder een strook asfalt ter plaatse ligt, het enige wat nog overblijft van de camping die er ooit lag. Er staat ook een zelfgebouwde kerk met kerktoren en een aantal hutten dienen als moskee, plastic en houtafval is het enige bouwmateriaal hier.
In het kamp passeren we een filmploeg uit Japan en een Indische journaliste, heel alleen op pad met haar i-phone als camera op een statief. Ze blijken hier al even te zijn en hebben eerst uitgebreid ‘vrienden’ gemaakt, die hen overal begeleiden.
Zelf komen we pas toe. Foto’s maken doen we niet. We kennen nog niemand en krijgen het niet over ons hart om zomaar lukraak te filmen. Het voelt te voyeuristisch aan. Hier en daar een vriendelijke losse babbel. Nergens een verwijtende toon of enige bedreiging, terwijl we hier toch openlijk rondlopen met alle parafernalia van onze welvaart.
Traditionele hulporganisaties niet op het appél
De enige georganiseerde structuur ter plaatse zijn de mensen van Médecins du Monde die hier prachtwerk leveren, maar voorlopig geen enkele steun krijgen van de grote Franse hulporganisaties…
Het is een vaststelling die iedereen hier doet. De traditionele organisaties hebben dit laten passeren zonder in actie te schieten. Het aangehaalde argument dat er nu al teveel materiaal zou en dat de mensen ter plaatse toch niet zouden kunnen volgen blijkt in ieder geval niet overeen te stemmen wat we hier zien.
Mannen zonder schoenen, zonder regenkledij, veel mensen ook met een zware hoest, hier en daar zelfs iemand met alleen een deken, versneden tot rudimentaire poncho. Overal gezichten met de typische trekken van onvoldoende of te eenzijdige voeding, mager, getrokken. Weinig vrouwen en nog minder kinderen lopen er even pover bij.
Dat hier al genoeg materiaal zou zijn klopt gewoon niet. Hier ontbreekt nog alles.
Pas nu op vier september 2015, met de aankomst van de Belgische solidariteit, ontstaat inderdaad een tijdelijk opvangprobleem. De lokale organisaties hebben echter niet stilgezeten. Twee dagen eerder hebben ze een grote loods bekomen op het industrieterrein. De zaken evolueren dus snel.
Gespannen verwachtingen
Er hangt wat nerveuze spanning in de lucht in het kamp. We zijn niet de enigen die dat voelen. Er zou immers een groot konvooi op weg hierheen zijn. Zelf hebben wij tweeën niet door dat dit over het Belgisch konvooi gaat – de mensen zelf weten ook niet waar de verwachte hulp vandaan gaat komen.
Een Belg die hier al enige tijd langs komt merkt op dat er vandaag opvallend veel jongeren rond de ingang van het kamp blijven rondhangen, veel meer dan anders. Later op de dag wordt hun vermoeden bewaarheid.
De spontane actie vanuit België blijkt de grootste ooit te zijn sinds het kamp bestaat en het is blijkbaar nog niet gedaan. Ook in andere landen starten spontane acties.
We zijn ter plaatse onverwacht getuige van nog een spontane onaangekondigde actie. Net voor we weer naar het shopping-center van Mi-Voix terug willen, voor onze afspraak met het konvooi uit België, dagen een honderdtal mensen uit het kamp op achter een aantal slogans. Ze stappen gezwind door onder de autostrade, richting stadscentrum, zes kilometer verder. Ze houden zich netjes aan één helft van de baan, de slogans vooraan, iedereen netjes in gesloten groep er achter. Dit werd intern overlegd. De slogans (zie foto) benadrukken vooral hun recht op waardigheid.
‘Wij willen waardigheid’
De politieagenten bovenop de berm van de autostrade beperken zich tot het filmen van alle bezoekers en het noteren van nummerplaten. Relax, als ik zwaai zwaait mijn filmer netjes terug. De actie is ook voor hen een verrassing. Ze weten duidelijk niet wat doen.
Ongeveer een kwartier en anderhalve kilometer verder besluit de politie de manifestanten niet tegen te houden maar discreet te begeleiden. Er werden blijkbaar telefoontjes gepleegd met de burgemeester. Een gewelddadige reactie met zoveel buitenlandse pers er bij, dat wil de stad vermijden – de Franse media zijn de enige afwezigen.
Aan het statige Hôtel de Ville komt tot ieders verrassing burgemeester Natasha Bouchart persoonlijk met een Engelssprekend woordvoerder naar buiten om meer dan een uur met hen van gedachten te wisselen. Bouchart leidt de stad Calais sinds 2008. Ze is tevens lid van de Franse Senaat voor het departementPas-de-Calais sinds 2011, namens Les Républicains, de partij van voormalig president Nicolas Sarkozy.
In omfloerste taal drukt zij haar sympathie en medeleven uit voor het lot van de betogers, maar doet geen enkele uitspraak die een engagement of belofte inhoudt. Alles blijft bij mooie woorden en clichématige voorspelbare uitspraken. Op geen enkel ogenblik gaat ze concreet in op de de klachten van de betogers. Zij weerlegt die ook niet.
“Ik ben maar een leraar Engels”
Onder de woordvoerders van de betogers valt de serene verschijning op van een jonge man die in haast accentloos Brits Engels op kalme manier de verontwaardiging vertolkt van zijn medemensen. “Wij willen niets anders dan waar we recht op hebben, niets meer. Dat betekent een leefbare situatie en duidelijkheid over wat ons te wachten staat. Wij vragen niets meer, geen luxe, geen hulp. Wij willen zo snel mogelijk volwaardige burgers zijn die bijdragen aan het land dat ons wil hebben. Van Frankrijk hadden wij een ander idee dan wat we hier nu ondervinden.” In een gesprek achteraf vertelt hij iets meer over zichzelf.
“Het gaat niet over mij alleen. Ik vertolk wat mijn landgenoten hier meemaken. Ik ben Hassan Akkad, 26 jaar, tot voor kort was ik leraar Engels in een school in Damascus. Wij zijn hier nu al zes weken. Persoonlijk hoop ik bij mijn familie te geraken in Groot-Brittannië die daar al enkele jaren wonen. Zij staan klaar om me op te vangen en alle kosten op zich te nemen. Wij hebben er ongeveer twee maand over gedaan om hier te geraken.”
“Samen hebben we Turkije doorkruist en hebben we in de buurt van Izmir met een overladen dingy de overtocht gewaagd naar een Grieks eiland. We hebben het gehaald. Een jonge vrouw aan boord heeft bij aankomst een miskraam gehad, waarschijnlijk als gevolg van de stress. Ik weet de juiste datum niet meer.”
“We zijn daarna door Griekenland, Macedonië, Servië, Hongarije, Duitsland en België gereisd. Ik ben mijn gevoel van tijd, van weekdagen kwijt. Ik kan me sindsdien ook niet concentreren. Maar nogmaals, het gaat hier over iedereen. Omdat ik toevallig goed Engels spreek is mijn probleem niet belangrijker dan dat van de anderen hier, ook die uit andere landen.”
Daar komen de Belgen
We keren terug naar het punt van afspraak in Mi-Voix. Daar zijn ondertussen de eerste konvooien uit België aangekomen. We treffen er één van de enthousiaste medewerkers, Joost Bonte.
“Het is allemaal zeer snel gegaan. Ik had op het einde van onze vakantie een paar foto’s op mijn Facebookpagina gezet van wat we hier zagen, met wat commentaar hoe schandalig de situatie hier is. De reacties hadden we niet voorzien. Voor ik het goed en wel besefte, waren we op zoek naar garages om de toestroom van hulpgoederen te stockeren. Nauwelijks twee weken later sta ik hier, tot mijn eigen verbazing.”
Het ziet er allemaal nogal chaotisch en wanordelijk uit.
“Tuurlijk, wat had je verwacht? Ik vind dat de charme van het begin, dat enthousiasme, die wil om iets te doen, tegen alles in. Dit gaat groeien, dat zie ik zo. Trouwens, met de ervaring van dit weekend doen we verder, om door te gaan en het nog beter te doen. Zeker weten.”
Zo zijn ooit zowat alle grote ngo’s van vandaag ontstaan. Begin jaren 1970 begon het ook zo, met het verzamelen van wat oude kleren en droge voeding in een garage hier en daar. Vandaag ontbreken die ngo’s op het appél.
Wie in Calais alleen maar chaos en wanorde ziet, kent zijn geschiedenis niet. Bovendien is negatieve commentaar op dit prille begin misprijzend. Dat misprijzen verbergt echter iets anders, gêne over de eigen passiviteit.
Op de parking van Mi-Voix stromen rond 13.00 uur de Belgisch auto’s toe. Het enthousiasme is aanstekelijk. Pakketten worden gesorteerd. Voedsel apart, kledij apart, geneesmiddelen, keukengerief en materiaal voor houtbewerking, boren, hamers, zagen, schoppen, het zit er allemaal bij. Alles krijgt een naam en wordt klaar gemaakt voor plaatselijke stockage en distributie.
Winstbejag versus onbaatzuchtige solidariteit
De privé-veiligheidsdienst van het shoppingcenter is er niet zo gerust in. Zomaar verbieden en wegsturen, dat durven ze niet. Imagobeschadiging kunnen ze missen als de pest. Tegelijk vrezen ze dat de ‘klanten’ in de buurt dit gaan afkeuren door weg te blijven. Dat deze mall zowat de enige plaats is om te winkelen voor de hele wijk is geen overweging voor hen. Wie hier woont heeft het geld niet om in de binnenstad boodschappen te gaan doen.
Dominique Willaert antwoordt vriendelijk en gevat, met gevoel voor ironie: “Wij zijn Belgen, mijnheer, dat heeft u zeker al door aan mijn accent. U weet toch dat wij graag drinken en eten? Wel, wij gaan hier straks allemaal lekker eten en onze inkopen doen, om de Franse economie te steunen.”
Niet helemaal overtuigd druipen de bewakers af. Blijkbaar laten ze het er niet bij, want even later komen twee politieagenten in burger poolshoogte nemen. “Dit mag eigenlijk niet, want het is hier ‘privé-terrein.” Ook zij vertrekken echter zonder in te grijpen.
Een ‘leerzame’ start
Terwijl de laatste auto’s en vrachtwagens komen aangereden, is een deel van hen reeds vertrokken naar het kamp met voedselpakketten. Dat blijkt niet van een leien dakje te lopen. De vrachtwagen wordt in het kamp bestormd en is leeg voor de vrijwilligers goed beseffen wat er gebeurt. Enkele Belgische media nemen dat nieuws onmiddellijk over zonder nuancering, zonder context, zonder achtergrond.
Commentaar van twee mensen die er bij waren1: “Die jonge gasten waren inderdaad zeer opdringerig. Maar ik heb ook gezien hoe ze de voedselpakketten direct doorgaven aan oudere mensen. Eenmaal we vertrokken hielden ze zelf zo goed als niets over.”
“Dit zijn wanhopige mensen, die hun onderlinge solidariteit zo uitdrukken. Goed, we moeten hier lering uit trekken, hoe we dat best aanpakken. Maar hen iets verwijten? Nooit, integendeel. Ik begrijp hen volledig. Ik heb gezien hoe Europa die mensen hier aan hun lot overlaat. Trouwens, diezelfde gasten kwamen op het einde spontaan de kamion netjes uitborstelen.”
Die afspraken blijken ondertussen te worden gemaakt. De mensen in het kamp gaan samenwerken aan de distributie met de lokale organisaties in Calais. Zo weten ze beter wat er precies er staat aan te komen en kunnen ze zich daar in het kamp beter op voorbereiden.
Een neus aan de EU
Met deze actie hebben een groep gewone mensen de Europese overheden, de Belgische én de Franse regering een neus gezet. Tegen alle verwachtingen in, tegen elk advies van de ‘experten’ in, zonder enige hoop op succes zijn ze er voor gegaan. Hun antwoord was eenvoudig: “Het kan wel”.
Geïmproviseerd? Zeker. Wanordelijk? Nogal. Nuttig voor de mensen daar? Totaal. Nuttig voor de vrijwilligers? Idem. Deze mensen gaan hierop door. Ze zijn wijs genoeg om de beginnersfouten in te zien en aan te pakken. Solidariteit werkt en wacht niet op structuren. Dat bewijst de geschiedenis, ook op 4 september 2015 in Calais.
Deze mensen gaan hier in de komende weken en maanden nog staan, voor hun medemensen, zoals dat hoort in een samenleving. Wordt vervolgd.
Met dank aan Frederik Sadones voor de medewerking aan het tot stand komen van deze reportage en voor zijn foto’s en aan Evy Menschaert voor haar foto’s.
1 Mijn excuses, ik ben jullie namen kwijt.