De secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) roept de lidstaten samen over de politieke toestand in Venezuela. Volgens hem worden daar de democratische regels van het OAS-Charter geschonden. De OAS is ondertussen de enige Latijns-Amerikaanse organisatie die zich niet heeft uitgesproken over de toestand in Brazilië.
Secretaris-generaal Luis Almagro van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) verklaarde op 31 mei dat zich “ernstige schendingen van de democratische rechtsorde” voordoen in Venezuela. Volgens hem misbruikt president Maduro zijn functie om het parlement uit te schakelen en te regeren zonder mandaat van de bevolking. Daarom roept hij de Hoge Raad van de OAS samen om de zaak te bepreken en sancties tegen de Venezolaanse regering te beslissen.
Deze stap is om meerdere redenen merkwaardig en uitzonderlijk, want de OAS heeft historisch geen goede reputatie op vlak van democratie en mensenrechten. De procedure voor het inroepen van schendingen van de democratie en de mensenrechten kan volgens het OAS-Charter worden ingeroepen door de regering van een lidstaat van de OAS of door de organisatie zelf, wanneer een lidstaat geen regering heeft. Secretaris-generaal Luis Almagro doet dit echter op eigen initiatief, nu reeds voor de tweede maal, nadat een eerdere oproep van hem over Venezuela was afgewezen.
Een organisatie met een historische reputatie
Deze organisatie werd na de Tweede Wereldoorlog opgericht op initiatief van de VS en omvat alle landen van Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika behalve Canada, dat sinds 1972 wel ‘permanent waarnemer’ is, wat in de praktijk hetzelfde betekent als lidmaatschap (ook de EU is ‘waarnemend lid’). Het hoofdkwartier van de organisatie is gevestigd in Washington DC, hoofdstad van de VS.
Tot het einde van de Koude Oorlog in 1989 was het een van de vele instrumenten die de VS inzetten om hun overmacht over de Amerika’s te behouden. De OAS heeft weliswaar van bij zijn oprichting een Charter waarin bepalingen staan over democratie en mensenrechten. Desondanks heeft de organisatie tot in de jaren 1990 nooit een van de vele militaire staatsgrepen veroordeeld die sinds 1945 plaatsgrepen in Latijns-Amerika. Omdat die allen werden gepleegd met logistieke en politieke steun van de VS werd elke initiatief om hier tegen protest te uiten in de kiem gesmoord.
Het enige ‘democratische’ initiatief dat de OAS ooit nam was de uitsluiting van Cuba uit de organisatie in 1962, nadat de linkse guerrilla van Fidel Castro en Che Guevara in 1958 de door de VS gesteunde dictator Fulgencio Batista had verdreven. Castro weigerde de voor Cuba zeer nadelige eenzijdige handelscontracten met de VS verder te zetten. Omdat Castro vervolgens steun zocht en kreeg bij de Sovjet-Unie en een communistisch systeem installeerde werd Cuba uit de OAS verdreven.
De politieke volgzaamheid van de OAS werd deels gegarandeerd door het feit dat de regeringen van de lidstaten dankzij steun van de VS aan de macht waren (en bleven), deels door het aanbieden van handelscontracten, die voor de leidende elites zeer lucratief waren. Er waren altijd wel staten die tegen die dominantie ingingen – en onder meer tegen de blokkade van Cuba protesteerden – maar de VS wist tientallen jaren de situatie onveranderd te houden.
Het einde van de Koude Oorlog, een nieuw begin
Vanaf 1999 was Venezuela onder president Hugo Chávez een van de drijvende krachten om de OAS meer onafhankelijk te maken van de VS. Hij werd daarin snel gevolgd door de presidenten van Ecuador, Bolivia, Argentinië, Brazilië, Paraguay en Uruguay. Zij begonnen ook te ijveren voor een integratie van de Latijns-Amerikaanse economieën, ter vervanging van de afzonderlijke bilaterale relaties met de VS.
Geleidelijk sloten echter ook meer centrum- of rechtse presidenten zich daar bij aan. Zelfs de trouwste bondgenoten Colombia en Mexico sloten zich op de OAS-top van 2012 in Colombia bij hen aan (Zie Organisatie Amerikaanse Staten: zware afgang voor VS). Na de OAS-top van 2015 zagen de VS geen andere weg meer dan Cuba alsnog terug toe te laten in de OAS (Zie Top Organisatie Amerikaanse Staten isoleert VS).
De VS-regeringen van W. Bush (2001-2009) en Barack Obama (2009-2017) hebben zich zo lang mogelijk tegen deze evolutie verzet. Ze probeerden tevergeefs een bilateraal vrijhandelsakkoord voor het heel continent af te sluiten, om de economische integratie van Latijns-Amerika los van de VS tegen te gaan. Bovendien maakten meer en meer lidstaten van de OAS duidelijk dat ze de dominantie van de VS in de organisatie niet langer zouden tolereren. Vanaf 2008 stond de VS (en Canada, die in de OAS trouw de VS volgt) volledig alleen in de organisatie.
Nieuwe concurrerende organisaties
De organisatie begon ook meer en meer zijn overwicht te verliezen tegenover nieuwe concurrerende internationale initiatieven. Daar zorgden eveneens de linkse presidenten van Latijns-Amerika voor.
Andere internationale organisaties werden opgericht, zoals ALBA, CELAC,CARICOM, Mercosur, Bancosur en Unasur. Die hebben allen met elkaar gemeen dat de VS (en Canada) er geen lid van zijn. Hoewel deze organisaties niet de middelen en de slagkracht hebben die de OAS ooit had, hebben ze het politiek overwicht van de organisatie zwaar beschadigd.
Alle hierboven genoemde organisaties hebben op 21 mei 2016 onmiddellijk de schorsing van Braziliaans president Dilma Rousseff veroordeeld en de meeste Latijns-Amerikaanse staten hebben haar afzetting een ‘feitelijke staatsgreep’ genoemd. Alleen de OAS heeft geen enkele uitspraak over de Braziliaanse situatie gedaan.
Merkwaardig ogenblik voor dit initiatief
Het initiatief van de secretaris-generaal van de OAS om op dit ogenblik wel Venezuela en niet Brazilië te viseren is daarom des te merkwaardig. Huidig president Nicolás Maduro werd verkozen in maart 2013 met een nipte voorsprong van 1,5 procent op zijn tegenstrever, de conservatieve kandidaat Enrique Capriles. Deze verkiezingen werden door alle internationale waarnemende organisaties als transparant en correct beoordeeld.
Op 6 december 2015 verloor president Maduro zijn politieke meerderheid bij de parlementaire verkiezingen. Dankzij dit resultaat boekte de politieke oppositie haar eerste overwinning sinds 1999, toen Hugo Chávez voor het eerst werd verkozen.
Daarmee belandde het land voor het eerst in haar geschiedenis in een situatie die vergelijkbaar is met Frankrijk in 1986, toen socialistisch president François Mitterrand moest verder regeren met een rechtse meerderheid in het parlement. (De latere president Jacques Chirac werd toen eerste minister.)
Maduro en dalende olieprijzen
Deze eerste progressieve nederlaag in 16 jaar was te wijten aan twee factoren: Maduro heeft niet het charisma en leiderschap van zijn voorganger Chávez en de olieprijzen zijn in elkaar gezakt. De economie van Venezuela is nog steeds zo goed als volledig gebaseerd op de inkomsten uit de verkoop van ruwe aardolie. De grootste klant van Venezuela is de VS. De economische crisis sloeg hard toe. De sociale programma’s beschikten niet meer over de ruime middelen van voorheen.
Het Venezolaanse regeringssysteem kent geen eerste minister, benoemd door het parlement. De regering wordt volgens de grondwet van 1962 rechtstreeks benoemd en bestuurd door de president. Deze Grondwet geeft de president veel macht. De nieuwe Grondwet van 1999 onder Hugo Chávez heeft dat niet veranderd. Wel nieuw was het systeem van het zogenaamde ’terugroepreferendum’.
Dat houdt in dat elk verkozen mandaat – ook dat van de president – na de helft van de periode kan worden ingetrokken door middel van een referendum. Verliest de betrokkene dat referendum, dan volgen er automatisch nieuwe verkiezingen voor dat mandaat. De huidige oppositiepartijen hebben zich in 1999 fel verzet tegen deze bepaling in de nieuwe grondwet. Dat belette hen niet om in 2004 een terugroepreferendum tegen Hugo Chávez te eisen, dat ze met 42 procent van de stemmen verloren.
President met volmachten
Onmiddellijk na de overwinning bij de parlementsverkiezingen van december 2015 eiste de nieuwe parlementaire meerderheid de afzetting van de president, wiens mandaat pas in 2018 afloopt. Maduro heeft de helft van zijn mandaat vervuld en een referendum kan dus. Daarvoor namen de politieke partijen van de nieuwe meerderheid reeds de nodige stappen, zoals het verzamelen van het vereist aantal handtekeningen voor het houden van het referendum.
President Maduro verzet zich niet tegen dat initiatief. De grieven van de OAS concentreren zich op andere punten. Sinds hij president is heeft Maduro reeds meermaals met volmachtwetten gewerkt. Dit systeem werd onder meer in België in de jaren 1980 toegepast door de regering van Wilfried Martens (CD&V). In Venezuela werkt dat op een gelijkaardige manier.
De president, die tevens regeringsleider is, vraagt daarvoor aan het parlement de ‘volmacht’ om voor een vastgelegde periode (die niet automatisch kan worden verlengd) over bepaalde specifiek genoemde zaken wetten en decreten te beslissen, zonder dat die door het parlement moeten worden besproken en goedgekeurd. Net als in België in de jaren 1980 werd in Venezuela de urgentie van de economische crisis ingeroepen als motivatie voor deze volmachten.
Maduro heeft na de politieke nederlaag bij de parlementaire verkiezingen (maar nog voor de installatie van het nieuwe parlement) in het uittredende parlement een meerderheid bekomen voor een nieuwe volmachtenperiode van 60 dagen. Op het einde van deze volmachtenperiode heeft hij de economische noodtoestand uitgeroepen en eenzijdig een nieuwe volmachtenperiode van 60 dagen afgekondigd, een beslissing die het Hooggerechtshof goedkeurde als grondwettelijk correct. Dat Hof bevat echter een meerderheid aan rechters nog benoemd door Chávez en Maduro. Ook deze tweede periode heeft hij verlengd, ditmaal tot begin 2017.
Tweede poging
Het is omwille van deze beslissingen door president Maduro dat de OAS-secretaris-generaal nu zijn organisatie samenroept. Het is niet de eerste maal dat hij dit voorstelt, een eerste keer mislukte dat. Het recente initiatief is dus niet nieuw.
Het tijdstip is merkwaardig omdat het komt op een ogenblik dat alle andere Latijn-Amerikaanse organisaties en landen zich in felle bewoordingen hebben uitgesproken tegen de gang van zaken in Brazilië. Geen enkele andere internationale organisatie dan de OAS heeft zich daarentegen uitgesproken over wat in Venezuela gebeurt.
De beslissingen van president Maduro om bij volmacht te regeren over economische aangelegenheden is politiek zeker betwistbaar. Het is echter geen ongewone beslissing in de Venezolaanse geschiedenis (en in meerdere Latijns-Amerikaanse staten).
Deze volmachten staan hem toe om de sociale programma’s verder te zetten die de nieuwe parlementaire meerderheid wil afschaffen, omdat dat volgens hen verspillingen zijn. De nieuwe meerderheid wil een klassiek-neoliberale strategie volgen in samenspraak met het IMF en de rijkdom van het land terug herverdelen naar boven toe.
De nieuwe conservatieve meerderheid vreest dat Maduro met zijn sociale beleidsbeslissingen een terugroepreferendum zou kunnen overleven – zij het nipt – en aast op een andere manier om hem af te zetten. Daarom zoekt ze nu steun bij de enige internationale organisatie die daar blijkbaar voor open staat, de OAS.
Terug naar zijn vroegere reputatie?
Of dat zal slagen is verre van zeker. Enerzijds is de economische crisis in Venezuela bikkelhard voor de arme bevolking – de meerderheid. Venezuela heeft zo goed als geen eigen producerende economie en is afhankelijk van import van zowat alle consumptieproducten. Chávez en Maduro zijn er ook nooit in geslaagd om de reputatie van Venezuela als een van de meest gewelddadige landen van Latijns-Amerika te veranderen. Dat was al voor hen zo, maar is onder hen ook niet verbeterd.
Volgens economisch analyst Mark Weisbrot zijn er dus inderdaad grote economische problemen die de regering van Maduro niet verstandig heeft aangepakt. De huidige Venezolaanse regering draagt dus zeker een deel van de verantwoordelijkheid voor de problemen. Corruptie heeft de eigen rangen zwaar gediscrediteerd en er werden heel wat faliekante economische beslissingen genomen.
Tegelijk wijst Weisbrot er op dat Venezuela wel degelijk het slachtoffer is van een economische oorlog. President Obama heeft in maart 2016 voor de tweede maal economische sancties getroffen, omdat “Venezuela aan existentiële bedreiging is voor de VS. Dat is natuurlijk belachelijk. Het heeft echter wel concrete economische gevolgen. Financiële instellingen kunnen dan geen normale afspraken maken met het land. Als de VS een land zo bedreigt, gaan investeerders wel twee keer nadenken voor ze aan zo een avontuur beginnen.”
Politieke media
“De Amerikaanse en Venezolaanse media bestoken het land al sinds 1999. Die campagne is de laatste twee jaar nog intensiever geworden”, aldus nog Weisbrot. In tegenspraak tot wat de Venezolaanse media luid prediken zijn ze na 16 jaar links bestuur nog steeds voor meer dan 80 procent in handen van Venezolaanse oligarchen en buitenlandse bedrijven (net als in Brazilië).
De Venezolaanse media hebben de pogingen tot staatsgreep van 2002 en 2003 voluit gesteund. Wegens de economische crisis en de geringere populariteit van Maduro dan Chávez zetten zij nu alles in op een snelle afzetting van Maduro.
De enig mogelijke correcte democratische reactie op dit alles is echter zeer eenvoudig, zoals voormalig Amerikaans president Jimmy Carter zei: “Als een politieke leider je niet bevalt ga je hem politiek bestrijden en probeer je hem te verslaan in verkiezingen. Wat een democraat niet doet, is pogen iemand af te zetten met niet-democratische middelen.”
De huidige politieke meerderheid in het Venezolaanse parlement heeft in 2002, 2003 en 2014 (net na het overlijden van Chávez) tevergeefs gepoogd de president af te zetten. Niets belet haar het presidentschap alsnog te veroveren door middel van een terugroepreferendum. De pogingen om hem zonder die electorale omweg af te zetten, met eventuele steun van de OAS, is geen democratisch correcte manier van werken.
OAS Threatens to Suspend Venezuela While Ignoring Recent Ouster of Brazil’s Dilma Rousseff
PS: In Brazilië is ondertussen ookFabiano Silveira, minister van corruptiebestrijding in de regering van interimpresident Michel Temer afgetreden. In de media zijn immers bewijzen gepubliceerd van zijn medeplichtigheid aan corruptie: Transparency chief Fabiano Silveira resigns over leaked recording related to corruption probe at state oil company