Het rapport over de oorlog in Irak verschijnt voor Blair op het slechtst mogelijke moment, met Jeremy Corbyn nog steeds als partijvoorzitter, ondanks verwoede pogingen in de voorbije dagen om hem af te zetten.
Het was premier Gordon Brown die in 2009 een onderzoekscommissie in het leven riep. Die commissie moest onderzoeken hoe de regering onder leiding van Tony Blair tot de beslissing kwam om samen met de VS de oorlog tegen Irak te beginnen en hoe de Britse betrokkenheid bij de invasie en bezetting in de jaren daarop werd georganiseerd. Aanvankelijk zou deze commissie een geheim rapport afleveren, maar Brown moest dat onder zware druk, wijzigen. Het rapport zou openbaar zijn.
Brown deed dat toen niet uit overtuiging maar onder aanhoudende druk van de Britse publieke opinie, die zich reeds voor het begin van deze oorlog had verzet, met onder meer de grootste protestmanifestaties in de Britse geschiedenis op 15 februari 2003.
Ambtenaar Sir John Chilcot leidde het onderzoek
Het onderzoek werd uitgevoerd door een commissie van Privy Counsellors. Dat zijn adviseurs van de Britse Kroon (vergelijkbaar met de eretitels Minister van Staat in het Belgische bestel). Voorzitter van de commissie werd John Chilcot (aanspreektitel Sir). Deze carrière-ambtenaar was daarvoor ondermeer adviseur van de Britse binnenlandse en buitenlandse inlichtingendiensten MI5 en MI6.
Het onderzoek van de commissie duurde meer dan vijf jaar. Hoewel het eindrapport al meer dan een jaar klaar is werd de openbaarmaking steeds weer uitgesteld, tot nu op 6 juli 2016. John Chilcot is allesbehalve een kritische stem binnen het Britse establishment. De persverklaring die hij gaf tijdens de persconferentie van 6 juli was voorspelbaar voorzichtig maar desalniettemin vernietigend.
Tony Blair reageerde als eerste
De politieke reacties en commentaren volgden onmiddellijk. De allereerste reactie kwam van Tony Blair zelf, wat hij goed voorbereid kon doen, vermits hij als enige het Chilcot-rapport reeds lang had kunnen doornemen.
Net als John Chilcot zelf benadrukt hij de ‘foute inschattingen” die zouden zijn gemaakt tijdens de logistieke voorbereiding, de invasie en de bezetting van Irak. Zoals hij de voorbije jaren steevast heeft gedaan, blijft hij ook het succesvol verwijderen van Saddam Hoessein voorstellen als de ultieme rechtvaardiging van de oorlog.
Daarmee negeert hij het feit dat dit nooit een element was in de voorbereiding tot de oorlog, omdat het toen alleen ging om de veronderstelde massavernietiginswapens. Die wapens bleken uiteindelijk nooit bestaan te hebben. Verder stelt hij het voor alsof het rapport hem over de beslissing ten gronde om tot de oorlog over te gaan volledig vrijspreekt, door een selectieve lezing van een aantal elementen in het rapport:
“Ik stel vast dat het rapport duidelijk stelt dat er geen vervalsing of onheus gebruik was van inlichtingen (paragraaf 876, volume 4 van het rapport), geen misleiding van de regering (par. 953, vol. 5) en geen geheim engagement voor oorlog, noch in Crawford, Texas in april 20021, noch ergens anders (par. 572, vol.1)”.
“Het onderzoeksteam deed geen onderzoek naar de wettelijke basis van militaire actie maar stelde vast dat de procureur-generaal2 besloten had dat er een wettelijke basis voor was op 13 maart 2003 (par. 933, vol.5)”.
“Het rapport formuleert wel reële en materiële kritiek over de voorbereiding, planning en beheer (van de oorlog) en over de relatie met de VS… Ik zal volledige verantwoordelijkheid nemen voor gemaakte fouten zonder uitzondering of excuses.”
Commentaar van een oorlogsveteraan
Joe Glenton is een ex-soldaat en veteraan van de oorlog in Irak. Hij somt vier lessen op die uit de oorlog kunnen worden getrokken:
1. “We weten al lang wat er is gebeurd. Het Chilcot-rapport is alleen maar het establishment dat poogt de feiten naar zijn hand te zetten. Alle aandacht zal de komende weken gaan naar nevenaspecten, zoals de manier waarop de invasie en de bezetting logistiek is verlopen. ‘Slecht wapentuig’ is slechts een nevenaspect van de echte misdaad, de oorlog zelf. Deze oorlog was geen ‘foute inschatting’ of een ‘ongeval’, dit was berekend en intentioneel.”
2. “De politieke erfenis van Tony Blair is dood maar blijft wel doden, onder meer omdat de oorlog het ontstaan en succes van IS heeft mogelijk gemaakt.”
3. De echte helden van de oorlog tegen Irak waren zij die er zich van bij het begin tegen hebben verzet, organisaties als Military Families Against the War, Stop The War Coalition en Jeremy Corbyn (zie YouTubefragment hieronder). Die sprak in 2003 bij een massabijeenkomst tegen de oorlog (die toen nog moest beginnen) de profetische woorden: “Stop nu of betaal de politieke prijs”.
4. “Tijdens het Brexit-referendum was er nooit sprake van de speciale relatie die Groot-Brittannië nog steeds heeft met de VS. Als het Brexit-referendum echt over soevereiniteit en onafhankelijkheid ging, dan moet die speciale relatie ook maar aan een referendum worden onderworpen.”
Het Chilcot-rapport bevestigt deze vierde les van oorlogsveteraan Joe Glenton. Het is zeer kritisch over de samenwerking van de Britse regering met de Amerikaanse regering, meer bepaald over de intieme samenwerking van eerste minister Tony Blair met president George W. Bush.
Reacties families van gesneuvelden
Rose Gentle is een van de vele familieleden van gesneuvelde Britse soldaten die reageerden op de publicatie van het Chilcot-rapport. Haar zoon Gordon was 19 toen hij in 2004 omkwam. “Nu kunnen we zeggen dat we de bewijzen hebben. Twaalf jaar strijd voor mijn zoon is het waard geweest. We weten nu waar we staan en wat we kunnen doen. Tony Blair moet voor het gerecht verschijnen voor moord met voorbedachte rade. Hij kan hier niet langer mee weg geraken.”
Kate Allen, directeur van Amnesty International UK, wijst er op dat alle waarschuwingen die de vredesbeweging had gegeven nog voor de oorlog begon, zijn uitgekomen. “Duizenden burgers zijn gedood of gewond, miljoenen mensen werden uit hun huizen verdreven en een volledig land werd in chaos gestort. Plots werden de ontelbare schendingen van de mensenrechten in Irak, die wij al jarenlang tevergeefs documenteerden, vermeld in toespraken en regeringsrapporten. Ons onderzoek werd misbruikt om de invasie van Irak voor andere redenen te rechtvaardigen. Zo werd de horror van Abu Graib en andere gruwels in Irak mogelijk.”
Labour-voorzitter Jeremy Corbyn commentarieert
Jeremy Corbyn was in 1983 als kersvers volksvertegenwoordiger een eenzame openlijke tegenstander van de oorlog in de Falklands. Twintig jaar in 2003 later stond hij binnen zijn partij opnieuw zo goed als alleen in zijn principieel verzet tegen de oorlog in Irak. Alle argumenten die nu worden vermeld in het Chilcot-rapport werden in 2003 reeds vermeld door de vredesbewegingen en door hemzelf.
Dat net hij in 2015 tot voorzitter van de partij werd verkozen is voor het establishment van de partij en voor het grootse deel van de parlementsleden van Labour een rampscenario. Het overgrote deel van hen heeft hun politieke loopbaan gebouwd op het volgen van de koers van Tony Blairs New Labour, wat ondermeer het ongenuanceerd goedkeuren van de oorlog tegen Irak inhield. De reactie van partijvoorzitter Jeremy Corbyn op het Chilcot-rapport is dan ook vernietigend voor Tony Blair.
In zijn eerste commentaren op het rapport in het Britse parlement roept hij op om een aantal lessen te trekken. “Er moet een wet komen op oorlogsverklaringen (War Powers Act), die de bevoegdheid bij het parlement en niet bij de regering legt… Het gebruik van drones moet aan parlementaire controle worden onderworpen… Parlementsleden moeten gedetailleerde en objectieve bewijzen krijgen vooraleer ze een oorlog beslissen… De tragedie van deze oorlog is dat terwijl de ‘regerende klasse’ zo verkeerd was, tientallen miljoenen die over heel de wereld protesteerden tegen de oorlog overschot van gelijk hadden.”
Hij voegde hier aan toe dat de parlementsleden werden misleid tijdens de aanloop tot de oorlog met een voor Tony Blair omineuze commentaar: “Het Lagerhuis (de Commons of ‘Kamer van Volksvertegenwoordigers’) moet beslissen welke actie ze wil nemen tegen Tony Blair voor zijn misleiding tijdens de aanloop naar de oorlog.”
Daarmee sluit hij zich aan bij de eerdere verklaring van Alex Salmond3, parlementslid van de Scottish National Party (SNP). Die pleitte er voor om Tony Blair ‘af te zetten’. Concreet betekent het dat Blair zijn eretitels als voormalig eerste minister zou verliezen. Dat is een symbolische daad zonder concrete impact, maar wel met belangrijke politieke gevolgen voor Blair.
John McDonnell, schaduwminister van de begroting en trouwe kompaan van Corbyn, sloot zich daar bij aan tijdens een interview op de zender Sky News, maar nuanceert de mogelijkheid dat er meer dan dat kan gebeuren: “Ik wil eerst het volledige Chilcot-rapport zien4. Ik hoop dat het rapport grondig zal blijken te zijn, maar voor mij gaat dit niet zozeer over Tony Blair of andere individuen – maar over het proces dat ons in deze tragische oorlog heeft gestort, met zoveel verlies van levens.”
Geen gerechtelijke vervolging voor oorlogsmisdaden
De kans dat Blair effectief voor het Internationaal Strafhof in Den Haag zou moeten verschijnen is klein, aldus verklaringen van woordvoerders van het Strafhof. Zij kunnen enkel soldaten vervolgen voor de concrete uitvoering of bevelvoering van oorlogsmisdaden. Alleen bewijzen dat oorlogsmisdaden rechtstreeks werden bevolen op het hoogste niveau kunnen leiden tot zijn vervolging.
Het Strafhof is reeds bezig met een vooronderzoek van verklaringen van folteringen en misbruiken van Britse soldaten, nadat mensenrechtenadvocaten een dossier hebben ingediend namens Iraakse slachtoffers. In 2006 verklaarde een woordvoerder van het Strafhof reeds: “De beslissing van Groot-Brittannië om een oorlog te voeren in Irak valt buiten de jurisdictie van het Hof”. Deze week heeft de huidige aanklager van het Hof, Fatou Bensouda dat bevestigd maar ze voegde er wel aan toe dat het niet correct was om te stellen dat Blair aan vervolging zou ontsnappen.
Families van gesneuvelde soldaten onderzoeken ook of ze Blair nu voor een burgerlijke rechtbank kunnen dagen. Bovendien zijn er ook nog tientallen landen waar het wel mogelijk is om een buitenlandse leider te veroordelen voor het voeren van een illegale oorlog.
Onbeantwoorde vragen
Ondanks de pogingen om de kernbesluiten van het onderzoek te verdrinken met verzachtende omstandigheden en de nadruk op de logistieke fouten bij de planning, de voorbereiding en de uitvoering van de oorlog, blijft het Chilcot-rapport vernietigend voor Tony Blair en zijn toenmalige politieke medestanders.
Er zijn echter een aantal vragen die ook nu nog steeds niet beantwoord zijn. Eerst en vooral antwoordt dit rapport niet op een fundamentele vraag over het recht op inmenging. Wat geeft Groot-Brittannië (en de VS) het recht en het morele gezag om te oordelen over het eenzijdig voeren van oorlogen, eender waar ter wereld? Zelfs als de beslissing tot het voeren van een oorlog gewettigd zou geweest zijn, zelfs als Tony Blair nooit zou gelogen hebben tot zijn parlement, waarom is het dan de rol van Groot-Brittannië om een dergelijke beslissing te nemen in plaats van eender welk ander land, bijvoorbeeld India of Brazilië, maar vooral in de plaats van de Verenigde Naties?” Dat eenzijdig recht wordt als een onuitgesproken vaststaande premisse verondersteld in het Chilcot-rapport.
Daarnaast zegt het rapport niets over de rol die de Britse media hebben gespeeld in het creëren van de atmosfeer die de publieke opinie gunstig zou stemmen voor deze oorlog. Wat dat betreft hebben de Britse media een zeer lange traditie, van de Eerste Wereldoorlog, over de oorlog tegen de Falklands tot nu.
Jeremy Paxman, voormalig boegbeeld van de BBC, stelt nu dat de media werden ‘misleid’ door de Britse (en de Amerikaanse regering), maar in werkelijkheid hadden de Britse en internationale media reeds alle benodigde elementen in handen om de oorlog af te keuren. Eerder was er sprake van bereidwillige medewerking aan de misleiding van het publiek. (Zie dit interview van Jeremy Paxman met Tony Blair in de aanloop naar de oorlog, waarin Paxman geen enkele kritische vraag stelt over de motieven om ten oorlog te trekken)
Britse en buitenlandse vredesbewegingen, alternatieve media gaven voldoende elementen om de oorlog te veroordelen voor hij begonnen was. De mainstream media besloten die bewijzen naast zich neer te leggen en zich uitsluitend te baseren op de verklaringen van regeringsleiders en hun woordvoerders. Ook over hun rol in het mogelijk maken van de oorlog in Irak is het laatste woord niet gezegd.
Het ziet er echter niet naar uit dat de Britse media enige ‘mea culpa’ zullen slagen over hun rol in dit grotere geheel. Zij concentreren zich nu reeds op de hier boven al vermelde nevenaspecten. “Waren er genoeg wapens voorzien? Waren onze troepen goed voorbereid? Konden zij werken op basis van degelijke inlichtingen?” De vraag is maar of de publieke opinie hen daarin zal volgen.
Last but not least, compleet afwezig in dit onderzoek is de stem van de Iraakse bevolking.
1 Tijdens overleg met president George W. Bush in zijn buitenverblijf.
2 De Attorney-General is de hoogste functie in het Britse gerecht.
3 Alex Salmond was tot aan het Schots referendum van 18 september 2014 eerste minister van de Schotse regionale regering en voorzitter van de SNP. Na de nipte nederlaag bij het referendum werd hij opgevolgd door Nicola Sturgeon.
4 Jeremy Corbyn heeft dat rapport pas op 6 juli 2016 ontvangen om 8 uur ’s morgens.