Volgens Duitse en Franse toppolitici zitten de onderhandelingen voor het TTIP-vrijhandelsakkoord tussen VS en EU in het slop. Amerikaanse onderhandelaars zouden te hoge eenzijdige eisen stellen. Het hele akkoord zou daarom kunnen mislukken. De tegenstanders van het akkoord doen er goed aan nog geen victorie te kraaien en niet op hun lauweren te rusten.
Duitse en Franse politici stellen dat de onderhandelingen over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) tussen de VS en de EU muurvast zitten. Volgens Duits vice-kanselier en minister van economie Sigmar Gabriel hebben de onderhandelaars tijdens de 14 onderhandelingsrondes op geen van de 27 thema’s een overeenstemming bereikt. “Volgens mij hebben de onderhandelingen met de VS de facto gefaald, hoewel niemand dat echt wil toegeven.”
Tactische bezwaren
Hij kreeg heel wat media-aandacht voor die commentaar, maar in feite is wat hij zegt niet nieuw. Frans president François Hollande heeft in mei 2016 al verklaard dat TTIP in zijn huidige vorm onaanvaardbaar is voor Frankrijk. Zijn bezwaren betreffen vooral de nieuwe regels voor landbouw en cultuur. Frankrijk vreest de concurrentie van de boeren in het Amerikaanse Zuiden en van de Amerikaanse film- en tv-industrie. Met Duits politicus Gabriel deelt hij ook de kritiek dat de VS nog steeds weigert om Europese bedrijven toegang te geven tot offertes van de Amerikaanse overheid voor openbare werken.
Dat lijkt op het eerste zicht goed nieuws voor de tegenstanders van dit vrijhandelsakkoord. Het is echter zeer voorbarig zijn om het verzet op te geven. De argumenten vanuit Frankrijk en Duitsland gaan immers volledig voorbij aan de fundamentele kritiek die het anti-TTIP-verzet op dit verdrag heeft.
Geen kritiek op ISDS
Duits minister Gabriel en Frans president Hollande hebben blijkbaar geen enkel bezwaar tegen een ander onderdeel van het voorgestelde verdrag, de arbitrageprocedure die wordt voorzien om investeerders toe te laten TTIP-lidstaten voor een zakenrechtbank te dagen. Het Investor State Dispute Settlement (ISDS) houdt de oprichting in van een arbitrageraad die ad hoc wordt samengesteld bij elke klacht die een bedrijf heeft tegen een staat.
Een bedrijf kan dat doen als het meent dat investeringen of geplande toekomstige winsten in gevaar komen door eender welke beslissing van een overheid. Dat kan eender wat zijn, sociale wetgeving, leefmilieunormen, verplichte labeling van ingrediënten zoals voor ggo’s, een uitstap uit de kernenergie, verbod op fracking.
Uit de praktijk van ISDS-systemen blijkt dat het steevast de bedrijven zijn die deze klachten winnen, omdat de tekst van de betrokken verdragen zo zijn opgesteld dat investeerders wel gelijk moeten krijgen. (In theorie kan een staat ook een bedrijf voor een dergelijke rechtbank dagen, maar dat gebeurt in de praktijk nooit).
Geheime rechtbank, geheim vonnis
De zittingen van dergelijke arbitragerechtbanken zijn geheim, de klacht en het vonnis blijven eveneens geheim en er is geen beroepsprocedure voorzien. De betrokken staat verliest het recht om het betrokken bedrijf voor de eigen gewone handelsrechtbanken te dagen. Het is niet nodig dat het betrokken land daarna zijn wetgeving aanpast. De ISDS-rechtbank beslist gewoon dat de betrokken wet niet mag worden toegepast.
Het ISDS-systeem wordt voortdurend voorgesteld als ‘slechts een van de onderdelen van het akkoord’, een routineuze procedure ook voorzien in andere akkoorden. Dat is het niet. Dit is de essentie, de kern waar het echt om draait.
Naast de enorme schadeclaims heeft het bestaan van de ISDS-procedures ook een grote preventieve impact op eventuele nieuwe wettelijke initiatieven van staten. Die zullen aan vernieuwing van wetten verzaken omdat ze toch zullen worden aangevochten.
De ISDS-procedure mag niet door binnenlandse bedrijven worden gebruikt. Het naast elkaar bestaan van bedrijven die de binnenlandse wetgeving moeten respecteren en buitenlandse die dat niet moeten doen zal de betrokken binnenlandse bedrijven er echter toe aanzetten om eveneens een aanpassing van de wetgeving te eisen (of te verhuizen naar andere landen).
CETA wel OK?
Duits minister Gabriel en Frans president Hollande hebben geen problemen met het Canada EU Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA). Dat verdrag is de onderhandelingsfase voorbij, werd al ondertekend door de betrokken staatshoofden of regeringsleiders maar moet nog worden geratificeerd door de parlementen van de betrokken lidstaten.
Dit verdrag met Canada is echter een exacte voorbode van het TTIP-verdrag met de VS. Canada heeft daarin wel toegevingen gedaan op vlak van landbouw, cultuur en Europese toegang tot de openbare markt van overheidscontracten. CETA bevat echter eveneens een ISDS-procedure. Naast de dreiging van gebruik door Canadese bedrijven zit hier ook het risico in dat bedrijven uit de VS bij gebrek aan TTIP via het CETA-verdrag hun filialen in Canada zullen inzetten bij ISDS-claims voor schadevergoeding.
Zelfs al zou TTIP worden afgevoerd – wat allesbehalve zeker is – dan is er bovendien nog het Trade in Services Agreement TISA, dat de privatisering van zowat alle overheidsdiensten wil organiseren van onderwijs over gezondheidszorg tot post en openbaar vervoer. TISA bevat net als TTIP en CETA de restrictie dat eventuele beslissingen tot hernationalisering van overheidsdiensten verboden zal worden zolang het betrokken land lid is van het betrokken verdrag en dat bij eventuele opzegging van het verdrag het betrokken land nog tot zeven jaar lang verplicht wordt het verdrag toch te respecteren. Voor dezelfde periode kunnen bedrijven nog steeds de betrokken staat voor de ISDS-rechtbank dagen.
Bedrijfsprotectionisme
Men kan zich de vraag stellen waarom landen akkoord gaan met verdragen die zo nadelig zijn voor de eigen economie en de eigen bedrijven. Dit is echter geen verdrag dat tussen ‘staten’ wordt onderhandeld, maar een afspraak tussen economische elites. Deze verdragen worden enkel gesteund door de economische toplaag die alle heil ziet in de overname van de economie door hun bedrijven.
Dit is een verdrag dat de grote bedrijven aan beide zijden van de Atlantische Oceaan samen beschermt tegen de wil van de bevolking aan beide zijden van de Atlantische Oceaan.
De kritiek die nu vanuit Duitsland en Frankrijk komt is niet gericht tegen de aard van deze vrijhandelsakkoorden maar tegen specifieke onderdelen. Bovendien moet deze zogenaamde kritiek gezien worden als een strategie om het verzet tegen TTIP te ontwapenen. Deze ‘kritische’ argumenten dienen enkel om in een later stadium toch te pleiten voor het akkoord, omdat de VS dan zogenaamd toch de nodige toegevingen zal hebben gedaan.
Het mag inderdaad niet worden uitgesloten dat de onderhandelingen echt zouden afspringen, omwille van deze technische disputen tussen de VS en de EU, maar het TTIP is daarmee nog lang niet van de baan. De belangen voor de grote bedrijven zijn immers te groot om dit zomaar te laten passeren.
Remember MIA
TTIP is mee opgezet om terug te komen op een vroegere poging om de ongebreidelde vrije markt van de grote bedrijven aan de wereld op te leggen. Tussen 1995 en 1998 hebben de lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onderhandeld over een Multilateral Investment Agreement (MIA). Dat verdrag werd toen onder massaal protest afgevoerd.
TTIP is onder meer een poging om dat MIA toch in te voeren, zij het op iets beperktere schaal, tussen de EU en de VS.
Op korte termijn is dit tevens een nauwelijks verhulde poging om alvast het CETA-verdrag geratificeerd te krijgen, om het dan als precedent voor TTIP in te zetten.