Noam Chomsky, wetenschapper linguïstiek met wereldfaam en meest geciteerde hedendaagse wetenschapper, is bij miljoenen ook bekend als kritisch analist van het politieke bestel en de massamedia van zijn vaderland, de Verenigde Staten. Wie Chomsky leest of hoort spreken, kijkt met andere ogen naar de wereld. Op 7 december viert hij zijn negentigste verjaardag.
Noam Chomsky werd geboren op 7 december 1928 in Philadelphia, in de staat Pennsylvania. Zijn ouders waren Joods-Amerikaanse leerkrachten, politiek actief in radicaal-linkse milieus. Zijn moeder emigreerde met haar ouders uit Wit-Rusland toen ze één jaar oud was, zijn vader was een Russischtalige Oekraïner, uit een dorpje dat later door de nazi’s werd uitgeroeid. Chomsky’s ouders vluchtten met hun families naar de VS, kort voor de Eerste Wereldoorlog, waar ze elkaar ontmoetten en samen twee zoons hadden, Noam en de vijf jaar jongere David.
Noam werd vrij jong geconfronteerd met antisemitisme van Ierse en Duitse arbeiderskinderen in zijn buurt. Eén van zijn vroegste herinneringen was echter de brutale repressie van vrouwelijke arbeidsters door privé-veiligheidsagenten, tijdens één van de talrijke stakingen van de Grote Depressie.
Toen hij tien was (in 1938), schreef hij een opstel over de opkomst van het fascisme in Europa na de Spaanse burgeroorlog.
Dat hun oudste zoon een zeer intelligent kereltje was met een scherpe analytische geest, bleek al toen hij amper tien was. Hij schreef toen een opstel over een zelf gekozen onderwerp, de opkomst van het fascisme in Europa na de Spaanse burgeroorlog, die door Franco gewonnen werd – geen evidente keuze voor een tienjarige. Hij bleek zich uitgebreid te hebben geïnformeerd alvorens er over te schrijven.
Bertrand Russell
Zijn politieke ideeën deed hij op tijdens bezoeken aan familie in New York, waar zijn ongeschoolde maar wereldwijze oom een kranten- en boekenkraam openhield, dat een verzamelpunt voor linkse, progressieve mensen was. Chomsky zoog het allemaal op en las talloze boeken, tijdschriften en kranten, die zijn oom hem aanraadde, op de trein van en naar huis in Philadelphia, een rit van anderhalf uur.
Zo leerde hij ondermeer de Duitse anarcho-syndicalist Rudolf Rocker, de Britse socialistische schrijver George Orwell en de Britse filosoof Bertrand Russell (zie foto) kennen. Chomsky noemde Russell de grootste inspiratiebron in zijn leven.
Ondanks zijn zeer progressieve opvoeding heeft Chomsky zich nooit tot een ideologie bekeerd. Wel heeft hij meermaals zijn sympathie uitgesproken voor het anarcho-syndicalisme.
Aan de University of Pennsylvania in Philadelphia zag professor linguïstiek Zellig Harris snel het potentieel van zijn jonge student. Hij zette hem aan de menselijke faculteit tot taal te gaan bestuderen. Chomsky ontwikkelde toen al het basisconcept van zijn latere theorie. Volgens hem was de mens geen lege doos die door opvoeding leerde spreken – de heersende gedachte van die tijd. Hij was daarentegen van oordeel dat de capaciteit tot ’taal’ – de fysieke capaciteit van de mens tot het uiten van gestructureerde en door andere personen zinvol interpreteerbare klanken – ingeboren is aan de mens, zoals een zintuig. Alleen de specifieke uiting van die capaciteit in één bepaalde ’taal’ is volgens Chomsky omgevingsgebonden.
Tijdens zijn doctoraat ging de 22-jarige Noam met zijn even jonge echtgenote Carol Schatz – die hij reeds als kind kende – een tijd leven op een kibboets in de toen één jaar oude staat Israël. Zij waren overtuigde linkse zionisten. De manier waarop het Palestijns personeel werd behandeld stootte hen echter tegen de borst en ze vertrokken na één jaar.
Samen hadden ze drie kinderen. Zijn vrouw was Carol eveneens een gerespecteerd academicus op gebied van opvoedingspsychologie. Zij was tot aan haar dood in 2008 zijn vaste begeleider en manager tijdens zijn talloze lezingentournees.
In 2014 huwde Chomsky opnieuw met de 55-jarige Braziliaanse taalwetenschapper Valeria Wasserman. Chomsky is heel zijn leven een zeer privé-mens gebleven. In het korte interview hieronder praatte hij heel uitzonderlijk toch even over dat nieuwe geluk.
In 1957 publiceerde hij zijn doctoraatsthesis Syntactic Structures, waarin hij op zoek ging naar de basisstructuur die alle talen gemeenschappelijk hebben. Het werd het begin van zijn enorme wetenschappelijke faam, die sindsdien nooit meer is afgenomen. Die faam kwam echter niet onmiddellijk. Aanvankelijk kreeg hij zelfs nergens een aanbod voor werk.
Massachusetts Institute of Technology
Dat veranderde toen het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in Boston, één van de meest prestigieuze Amerikaanse universiteiten, brood in hem zag en hem aanwierf. Hij werkte er om ondermeer zijn theorie van de Transformationele Generatieve Grammatica, de basisstructuur van alle wereldtalen, verder te ontwikkelen. Sinds 2017 doceert hij tevens aan de University of Arizona.
Dankzij zijn onderzoekswerk weten we vandaag onder meer waarom kinderen zo gemakkelijk hun moedertaal aanleren en volledig autonoom zinnen – combinaties van woorden in een logische en verstaanbare volgorde – kunnen vormen, die ze nooit eerder hebben gehoord, waarom ze abstracte begrippen kunnen begrijpen en gebruiken en waarom ze ook zo gemakkelijk andere talen dan hun moedertaal kunnen leren (en waarom volwassenen dat veel minder goed kunnen).
Zijn diepe structuur van de taal heeft daarenboven tot zeer belangrijke ontdekkingen geleid in de moderne psychologie. Sindsdien heeft hij meer dan veertig wetenschappelijke werken gepubliceerd (en hebben anderen talloze boeken over zijn wetenschappelijk werk geschreven).
De verantwoordelijkheid van intellectuelen
In het begin van zijn loopbaan hield hij zich ver van politiek. De Amerikaanse invasie van Vietnam schudde hem wakker . Op 23 februari 1967 publiceerde hij zijn allereerste politieke essay The Responsibility of Intellectuals in de New York Review of Books. Daarin verklaarde hij een beschaamd lid te zijn van de Amerikaanse intellectuele gemeenschap, die de neokoloniale agressie in Vietnam bijna unaniem goedpraatte.
Chomsky, op dat ogenblik nog maar 39, was dan reeds één van de meest gerespecteerde academici ter wereld. In latere interviews herinnert hij zich zeer bewust te zijn geweest dat dit essay hem niet in dank zou worden afgenomen door zijn collega’s. Hij begon vanaf toen ook deel te nemen aan sit-ins en verbrandingsacties van oproepingsbevelen (de VS hadden nog verplichte legerdienst), waar hij onder meer schrijvers Norman Mailer en Gore Vidal leerde kennen.
Met zijn vrouw Carol overwoog hij in 1967 de mogelijkheid in de gevangenis te belanden en/of zijn baan te verliezen. “We kwamen tot het besluit dat ik hier mee moest doorgaan en dat Carol eventueel de enige broodwinner zou worden van ons gezin.”
American Power and the new Mandarins
Zijn eerste politieke essay werd inderdaad niet geapprecieerd door zijn collegae-academici. Het trok echter wel de aandacht van de kleine progressieve uitgeverij Pantheon Books, die hem voorstelde dit essay te bundelen met een aantal nieuwe, die er op volgden.
Het werd zijn eerste politieke boek, American Power and the New Mandarins (1967). Met de ‘Mandarijnen’ – de kaste van ja-knikkende adviseurs van de Chinese keizers – bedoelde hij de zichzelf liberaal-progressief noemende intelligentsia, die de goedkeurende ideologische onderbouw verschafte voor het agressieve expansionistische Amerikaanse buitenlandse beleid.
In dit boek ontmaskert hij ook voor het eerst de mythe van de Amerikaanse massamedia die volgens henzelf samen met deze leidende intellectuelen toonaangevend zouden zijn voor de publieke opinie, een thema dat hij heel zijn leven lang bleef bespelen. Die mythe wil dat intellectuelen en de media een bepalende rol zouden spelen in de vorming van de publieke opinie en dat ze meer specifiek een cruciale rol zouden hebben gespeeld in het beëindigen van de oorlog tegen Vietnam.
De Amerikaanse bevolking verzette zich reeds jarenlang principieel tegen de oorlog in Vietnam, terwijl de media en de intelligentsia pas met jaren vertraging schoorvoetend volgden en de oorlog enkel afkeurden omdat hij ‘niet winbaar’ was en ’teveel kostte’, ‘goedbedoeld maar verkeerd gelopen’.
Integendeel, stelde Chomsky, de bevolking verzette zich reeds lang principieel tegen deze oorlog, terwijl de media en de intelligentsia dat verzet eerst jarenlang negeerden en tegenwerkten. Pas met jaren vertraging en dan nog zeer schoorvoetend volgden zij de publieke opinie. Zij deden dat echter niet omdat zij – zoals de gewone bevolking – deze oorlog “moreel verkeerd en verwerpelijk” vonden, maar omdat de oorlog “niet gewonnen kon worden, te kostelijk was, goedbedoeld maar verkeerd gelopen …”.
Uitgeverij Pantheon Books is later ter ziele gegaan, maar nieuwe initiatieven zoals TheNewPress.com publiceren nog steeds heruitgaven van zijn boeken. In 2015 en 2016 begon Brits uitgever Pluto Press met geactualiseerde heruitgaven van zijn boeken.
Zijn allereerste essay The Responsibility of Intellectuals heeft niets van zijn actualiteitswaarde verloren en is nog steeds aan te raden lectuur, wat je trouwens van al zijn boeken, essays, lezingen, interviews kan zeggen.
Het is na dit eerste essay nooit meer gestopt. Met de regelmaat van een klok verschenen politieke boeken van zijn hand, zonder dat ondertussen zijn wetenschappelijke onderzoek en publicaties verminderden. Zijn lezingen blijven bomvolle zalen trekken. Chomsky is nochtans nooit een bevlogen redenaar geweest. Hij is een eerder monotoon spreker en zoekt nooit retorische trucs. Zijn toehoorders vallen puur voor de inhoud.
Een onwrikbaar rechtlijnig man
Chomsky heeft met zijn politieke werk, sinds de publicatie van The Responsibility of Intellectuals, ook veel vijanden gemaakt. Sommigen critici gingen met hem het correcte debat aan, wat nooit gemakkelijk was. Chomsky’s kennis van zaken en analytische logica zijn immers legendarisch. Chomsky was echter altijd een respectvolle gesprekspartner.
Debatteren met Chomsky was nooit gemakkelijk. Zijn kennis van zaken en analytische logica waren legendarisch. Hij was echter altijd een respectvolle gesprekspartner.
Er waren er echter die het spel niet zo eerlijk speelden. Chomsky is meermaals het slachtoffer geweest van lastercampagnes. Meestal werden die vrij snel weerlegd, zoals nog in 2005 toen de Guardian verplicht werd een omstandig excuus te publiceren. Eén van hun journalisten had citaten in een interview verdraaid en door elkaar geschoven om de indruk te geven dat hij niet zou geloven in de massamoord van Srebrenica (in juli 1995 werden in deze Bosnische stad meer dan 8.000 Bosnische moslims vermoord door Bosnisch-Servische milities).
Zo werd ook zijn vergelijking van de verslaggeving over de genocide in Cambodja met die in Oost-Timor door zijn vijanden omgeturnd tot een pleidooi voor de daders van die eerste genocide, de Rode Khmer van Pol Pot. Hij wordt door zijn meest rabiate tegenstanders zelfs een ontkenner van de Holocaust genoemd, een beschuldiging die hem persoonlijk zeer veel pijn doet (en waarvoor nergens in zijn werk bewijzen bestaan).
Op vragen waarom hij zich concentreert op westerse misdaden antwoordt hij altijd hetzelfde: “Het is cruciaal de eigen misdaden aan te klagen, omdat je minstens de kans hebt om er zo iets aan te veranderen. Dat is moreel belangrijker dan het aanklagen van de misdaden van je vijanden. Er is niets heldhaftig aan het veroordelen van de misdaden van je tegenstanders, als je ondertussen de eigen misdaden verzwijgt of goedpraat.”
Zijn onwrikbaar principieel standpunt was steeds dat respect voor de vrijheid van meningsuiting betekent dat je vooral het recht op vrije meningsuiting moest verdedigen van personen waar je het zelf fundamenteel mee oneens bent. Ook daar werd hij meermaals voor aangevallen.
“Er zijn nog steeds verbazend veel mensen die niet in staat zijn het onderscheid te maken tussen de principiële verdediging van de vrijheid van meningsuiting en de verdediging van een mening.”
De laatste vijftien jaren schrijft hij veel minder. Zijn lezingen vinden echter nog steeds een uitgebreid publiek en worden voortdurend gereproduceerd op internet. Recente boeken zijn redactionele verzamelingen van zijn toespraken, lezingen, interviews, gesprekken. Zijn oudere boeken worden ondertussen nog steeds herdrukt, tot zijn allereerste uit 1967 toe.
Noam Chomsky lezen is de wereld doorgronden zoals hij echt is. Wie Chomsky leest begrijpt de ideologische agenda achter de privatisering van het onderwijs, begrijpt waarom degelijke informatie en commerciële massamedia onverzoenbare tegenstellingen zijn, waarom vakbonden gedemoniseerd worden en waarom sociale actie voortdurend wordt ontmoedigd in de commerciële media.
Wie Chomsky leest begrijpt ook waarom de leidende elites in de westerse democratieën rabiate tegenstanders zijn van democratie in de Derde Wereld.
Net als zijn collega en vriend Howard Zinn benadrukt hij steeds het belang van politieke actie, van sociaal engagement, van organisatie. Chomsky is niet de man met een kant en klare oplossing, maar wel van de analyse. “Mensen moeten doorgronden wat er gebeurt en waarom, alvorens in actie te schieten. Dat zie ik als mijn taak.” Zijn allergrootste verdienste is echter vooral dat hij aanzet tot kritisch denken.
“Mensen moeten eerst doorgronden wat er gebeurt en waarom, alvorens in actie te schieten. Dat zie ik als mijn taak.”
Meer informatie over zijn werk vind je in de artikels hieronder:
- Onze top-tien selectie van essentiële Chomsky-boeken
- Noam Chomsky is een groot verdediger van alternatieve media. Ook DeWereldMorgen.be kon reeds op zijn sympathie rekenen. Het boekje De Chomsky Sessies mochten we in eigen beheer uitbrengen in 2012. De opbrengst gaat volledig naar DeWereldMorgen.be. Er zijn nog enkele exemplaren van te verkrijgen aan 10 euro. Bestellen bij redactie@dewereldmorgen.be.
- Noam Chomsky was altijd zeer toegankelijk. Tijdens het tijdperk van brieven beantwoordde hij meermaals brieven die ik hem schreef. In het tijdperk van de e-mails verminderde dat aanzienlijk. De massa e-mails werden teveel. Dit is mijn terugblik op die periode van mijn persoonlijke contacten met Noam Chomsky.
Alle informatie over Noam Chomsky op DeWereldMorgen.be is tevens gebundeld in ons dossier Artikels van en over Noam Chomsky.