Art nouveau – een blik achter de Kunst met de K van Kongo

Trappenzaal Tassel Huis, Brussel. Foto: Henry Townsend/Public Domain

FacebooktwitterFacebooktwitter

Historicus van vergeten zaken Lucas Catherine bundelt in ‘Art Nouveau – Kunst met de K van Kongo’ vier van zijn vaste literaire thema’s: Kongo, kolonisatie, Kunst en Brussel (en ook een beetje Oostende, Antwerpen, Blankenberge en Tervuren). Hij neemt ons mee op stap langsheen deze ’nieuwe kunst’ en vertelt tussendoor over de koloniale drijfveren die er achter zaten.

Lucas Catherine blijft aangenaam verrassen met telkens nieuwe verhalen en inzichten. De ‘art Nouveau’, de ‘nieuwe kunst’ die bij de kunstminnende leek vooral bekend is van de typische stijl van meerdere Brusselse gebouwen, was veel meer dan zomaar een ‘nieuwe’ kunstrichting. 

We kijken er graag naar bij wandelingen door Brussel,  maar vinden er ook sporen van terug in Oostende, Antwerpen, Blankenberge en Tervuren, niet toevallig de steden (en het dorp) waar de tweede Belgische koning Leopold II zijn ‘onbaatzuchtige’ mecenaat voor deze kunst etaleerde.

De 19de eeuw kende de geboorte van de kunstenaar als zelfstandig denkend en werkend individu, die van de verkoop van zijn (het waren meestal mannen) kunst leefde, met wisselend succes. De tijd van de adellijke opdrachtgevers was grotendeels voorbij. 

Waar feodale mecenassen nog grotendeels bepaalden wat aanvaardbare kunst was – de kunstenaar was niet meer dan een talentrijk uitvoerder van de opdrachten van zijn heer – bepaalden de kunstenaars van de 19de eeuw zelf wat ‘kunst’ was.

Met hun werken gingen ze pas leuren nadat ze af waren, opnieuw bij rijke mecenassen, dat wel. De nieuwe burgerij (en dat deel van de adel dat nog standhield) zag in het financieren van kunst een middel om zijn eigen nieuwe belangrijkheid te etaleren.

Koning Leopold II werd de grote mecenas van de ‘art nouveau’. Het idee erachter was heel simpel: zijn koloniale ambities verkocht krijgen aan de publieke opinie, tenminste aan dat kleine deel van de bevolking die er toe deed: de nieuwe klasse van de bourgeoisie en de nog overblijvende adel.

Nieuwe Kunst met een agenda

Deze nieuwe kunstrichting ‘art nouveau’ noemen was niet bepaald origineel, maar de naam bleef hangen en werd 16 jaar lang een kwaliteitslabel bij de elite van het ogenblik. Tropisch hout en ivoor werden de bouwstenen voor een compleet nieuwe kunststijl.

Trappenhuis Horta-museum, Brussel. Foto:Jtesla16/CC BY-SA 1:0

Dat ‘nieuwe’ van de art nouveau was wel wat overdreven. Zoals elke ‘nieuwe’ kunstrichting’ bouwde deze ‘nieuwe kunst’ immers verder op wat al bestond, al was het maar door er zich tegen af te zetten.

Voor art nouveau was dat ‘weg met de rechte lijnen’. Voor de Kongolezen zelf was die stijl allesbehalve nieuw. Ze bestond er al eeuwen.

In zijn inleiding vat Lucas Catherine de bedoeling van het boek zo samen: “Tijdens (een) art-nouveauwandeling vertellen ze je … over de architect, de stijlkenmerken, de bouwheer, et cetera maar niet het fijne ervan. Het blijft bij het architecturale en het het esthetische … over de sociale context … of over het verband met de kolonisatie van Kongo vind je zelden of nooit iets terug. En dat in een tijd waarin het woord ‘dekolonisatie’ bijna een modewoord is geworden. Dit boek wil daar wat aan doen.”

Villa Bloemenwerf, Ukkel. Foto: Lottelenya/CC BY-SA 3:0

Zoals je van rasauteur Lucas Catherine mag verwachten slaagt hij daar ook nu wonderwel in. Het begint allemaal bij de wereldtentoonstellingen in Antwerpen (1894) en Tervuren (1897).

In een wereld waarin de telegraaf en de krant de enige massamedia zijn, vormden dergelijke tentoonstellingen – of zoals ze in het Brussels nog altijd worden genoemd ‘exposities’ – de belangrijkste bron voor de verspreiding van de nieuwe economie van de industrialisering.

Grondstoffen voor kunst en industrialisering

Die industrialisering had echter grondstoffen nodig (letterlijk: stoffen die uit de grond moesten worden gehaald – niet door de industriële baronnen zelf natuurlijk). Steenkool had België zelf, maar er viel zoveel meer te halen in dat verre, duistere Afrika – dat alleen duister was voor de Europeanen. Wat dat weghalen van grondstoffen uit de rest van de wereld betreft is er in feite niet veel veranderd.

De Afrikanen dachten er uiteraard anders over. In een wereld waar de opinie van het grootste deel van de eigen bevolking niet eens bestond als concept was wat Afrikanen erover dachten uiteraard compleet irrelevant – het idee alleen al dat Afrikanen zouden ‘denken’. De term ‘Afrikanen’ dekte toen al een lading die totaal niet overeenstemde met de enorme diversiteit van het continent.

Niet alleen in Brussel. Ingang Metrostation Porte Dauphine, Parijs. Foto: Bellomonte/Public Domain

Pablo Picasso kwam er in zijn tijd openlijk voor uit dat hij zijn inspiratie haalde uit Afrikaanse kunst. Dat was tijdens Leopold II wel anders. Talentrijke kunstenaars, architecten, schilders, beeldhouwers, decorateurs, edelsmeden konden zich tegoed doen aan de Kongolese stijlfiguren voor hun gebouwen, schilderijen, ornamenten, beelden waarvoor de koning hen rijkelijk financierde, zonder enige erkenning, laat staan respect, voor zij die deze stijl hadden gecreëerd.

De enige drijfveer achter zoveel ‘onbaatzuchtige’ steun voor de ‘nieuwe kunst’ was het idee verkocht krijgen dat investeren in de kolonie lucratief was. Hoe mooi we het vandaag nog altijd vinden, art nouveau was hoofdzakelijk propaganda voor de kolonisatie van Kongo. 

Hoe het allemaal in zijn werk ging, welke kunstenaars er bij betrokken raken, wat ze deden, bouwden, schilderden, beeldhouwden, meubels ontwierpen, reclame maakten (onder andere voor rubberproducten), zelfs mode-ontwerpers deden er aan mee, het komt allemaal aan bod in dit boek.

Het witte ivoor en het zwarte tropische hout kregen ze ter beschikking. Zo goed liep het dat al in 1893 enkele eenzaten er op wezen dat de olifant in Kongo dreigde te verdwijnen. 

Tervuren

Ook in dit boek aandacht voor de rol van Tervuren in het koloniale project van Leopold II. Tot de jaren 1970 nog het plattelandsdorpje van mijn jeugd heeft Tervuren veel te danken aan de koloniale periode.

De eerste grootschalige verkaveling die van Tervuren de hedendaagse residentiële gemeente heeft gemaakt, draagt nog altijd straatnamen als Afrikalaan, Livingstonelaan, Kivubinnenhof en Katangabinnenhof. Aan de Tervurenlaan ligt rechtover het centrum de Leopold-II-wijk. Het is de rijkste enclave van heel Vlaanderen, die andere chique wijken in Knokke en Brasschaat ver achter zich laat.

Tervuren is tot vandaag gezegend met een majestueuze, door het bos meanderende viervaksweg tot in het centrum van Brussel en heeft vlak bij het dorpscentrum een enorm park, waarin het Africamuseum.

Tervuren is tevens de enige buiten-Brusselse gemeente met een tramlijn tot in de hoofdstad , langs de volgens meerdere buitenlandse toeristische gidsen mooiste tramlijn ter wereld.

Ooit was er zelfs een privé-spoorlijn vanuit Etterbeek, die nu nog deels bestaat als tramlijn tot Wezembeek-Oppem. Op die treinlijn reed een trein met wagons in art nouveau stijl.

Lang heeft de glorie van de art nouveau uiteindelijk niet geduurd. Het begon in 1894 in Tervuren en was 16 jaar later al voorbij. In 1910 was het koloniale sprookje voor Leopold II over en stierf zijn art nouveau een vrij snelle, bijna onopgemerkte dood, samen met het overlijden van de koning. De gruwelijke gevolgen van zijn rijk waren voor de Kongolezen. 

Stoclet Paleis, Tervurenlaan, Brussel. Foto: PtrQs/CC BY-SA 4:0

Wij kunnen hier nog altijd genieten van de overgebleven verwezenlijkingen van de art nouveau. Zoals in meer van zijn boeken neemt Lucas Catherine de lezers daarvoor mee op wandel door de hierboven al vernoemde plaatsen, Brussel en Oostende op kop.

Het blijft prachtig. Sta bij het bewonderen van al dat moois ook even stil bij zij die er voor betaald hebben. In tijden van dekolonisering kunnen deze kunstwerken best wat meer ‘duiding’ verdragen.

 

Lucas Catherine. Art Nouveau – Kunst met de K van Kongo. EPO, Antwerpen, 2023, 118 pp. ISBN 978 9462 6743 94

Nog wat informatie over de art nouveau

Op de website visit.brussels/nl krijg je een mooie inleiding met kaart tot de meeste art-nouveaugebouwen in Brussel.  In de Belgische hoofdstad werden de eerste art-nouveau-huizen en interieurdecoraties gebouwd door Paul Hankar, Henry van de Velde en vooral Victor Horta. Vandaar spreidde de kunststroming zich eerst uit naar Parijs en vervolgens naar meerdere Europese landen, tot in Palermo, Glasgow, München, Helsinki, Barcelona, Moskou, Oekraïne, Azerbeidzjan, Kazakhstan en de VS.

Zo snel als de opgang kwam de ondergang. Na de Eerste Wereldoorlog werd art nouveau volledig overklast door de Art Deco en andere moderne kunststijlen. Het zou tot de late jaren 1960 duren voor er terug belangstelling kwam om de nog bestaande kunstwerken te vrijwaren.

Brussel is zelfs na de genadeloze sloop van 1945 tot 1960 nog steeds de stad met de meeste art-nouveau-huizen ter wereld – ongeveer 500. 5 ervan zijn erkend als werelderfgoed. Zoals Lucas Catherine terecht opmerkt in zijn boek wordt op het internet zelden gewag gemaakt van de koloniale context van de art nouveau.

De website Bartleby Research draait er echter niet om heen: “De pracht van deze artistieke werken overschaduwde meestal de historische context die deze kunst en designbeweging financierde, van grondstoffen voorzag en inspireerde. De kunsttransformatie in Brussel in deze periode was een product van het imperialisme en de genocide gemachtigd door Koning Leopold II van België, door middel van de uitbuiting en toe-eigening van de Kongolese cultuur en grondstoffen.”

Artikel oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen.be.