Psychiater, kunstenaar en musicus Erik Thys geraakt aan de praat met de vroegere eigenaar van het huis waar hij sinds 1996 in Brussel woont. Dat herenhuis heeft blijkbaar een geschiedenis. Tijdens het interbellum was het een verzameloord van de Belgische elite, waar de eigenaars hun gasten ontvingen met de nodige klasse. Socialisten en bourgeoisie kwamen er over de vloer, maar ook toekomstige nazi’s. Een verhaal van twee ‘verrukkelijke verraders’ in 39 episodes.
Eind 1996 betrekt Erik Thys met zijn gezin hun net verworven woning in Brussel1. Wat begint als een losse babbel over de geschiedenis van dit statige herenhuis met de vorige eigenaar Jacques Talmart wordt een fascinerend verhaal over het interbellum in Brussel, de Tweede Wereldoorlog en het eerloze einde van het nazisme.
Thys verwerkte zijn gesprekken met Talmart tot 39 episodes met een plaats en een datum als titel. Het herenhuis is waar alles rond draait, of liever zijn bewoners en de plaatsen waar ze zich bevinden. Het boek is een geromantiseerde versie van evenementen die zich echt hebben voorgedaan.
Edouard en Lucienne
Die eigenaars waren Louis Eugène Edouard Didier (1895-1978) en Lucienne Bauwens (1912-1985). Zij is de dochter van een notaris, met de ambitie een gevierd kunstenares te worden, hij een welstellende zakenman, eigenaar van de drukkerij van zijn ouders en latere uitgever van de Editions de la Toison d’Or.
Hij heeft een verleden als oorlogsvrijwilliger tegen de Duitsers tijdens de Grote Oorlog. Vrijwillig in dienst getreden, maar tussendoor wel met verlof in het blitse Biarritz, ver weg van het front, niet bepaald het lot van de gewone soldaat.
Hun verhaal krijgt vorm aan de hand van wat kunstenaar Jacques Talmart (1927-1977) er over vertelde aan Erik Thys. Talmart was de eerste eigenaar van het huis na de Didiers. Hij kocht het echter niet van hen maar van de Belgische Staat. Die had hun huis na de oorlog immers in beslag genomen.
Na een korte intro over de openbare verkoop van de woning op 5 februari 1945 begint het verhaal echt in december 1914 aan de Zeedijk in De Panne. Daarna schuift het geleidelijk op naar de finale dag van 29 november 1946, wanneer het doek definitief valt, met als afsluiter een korte stap voorwaarts naar 22 juni 1984.
De bewoners van dat herenhuis, Edouard Didier en Lucienne Bauwens, vormen een glamourkoppel, dat tijdens het interbellum voor een culturele beweging van een verenigd vreedzaam Europa ijvert. De persoonlijkheden die hun salon frequenteren zijn een ‘who’s who’ van de Belgische politieke, culturele en economische elite.
De socialisten Paul-Henri Spaak, na de oorlog NAVO-secretaris-generaal, zit er aan tafel met die andere socialist Hendrik de Man, die in een heel andere richting evolueert, en met figuren als Joris Van Severen en Léon Degrelle.
Oude adel praat er met nieuwe bourgeoisie en met gerenommeerde kunstenaars, terwijl politieke leiders van alle slag, zelfs communisten, meegenieten van de exquise delicatessen ten huize Didier, dat alles mooi afgewerkt met zowat alle topjournalisten van die tijd.
Over alles meepraten, over niets een mening
Edouard en Lucienne brengen het hele politieke spectrum van links tot rechts samen en slagen er in het met ieder van hen goed te vinden. Dat doen ze vooral met die stijlvolle recepties en met hun vermogen om elke vorm van eigen uitgesproken meningen vaag te houden.
Met die eigen ideeën loopt het in feite nooit goed. Hoewel ze zeer graag geziene gastheer en gastvrouw zijn vinden ze met hun romantische inbeeldingen van een verenigd Europa zonder oorlog zeer weinig bijval.
Ze brengen er een tijdschrift over uit, maar hebben de tijdsgeest niet echt mee. Hendrik De Man is de enige persoonlijkheid die doorheen hun hele verhaal aanwezig blijft.
Lucienne Didier is in feite de leider. Zij heeft enig talent als beeldhouwster en als fotografe, heeft een fijne neus voor mode en voor ontwerpers met talent. Bovendien is ze een gegeerd fotomodel.
De bezoekers, in hoofdzaak mannen, vallen voor haar charmante verschijning, maar ze weet hun aandacht gaande te houden voorbij haar fysieke verschijning, omdat ze over zowat alles kan meepraten.
Het wordt nooit besproken maar de relatie van de Didiers is eerder vaag. Foto’s kunnen bedriegen maar de boekcover geeft niet bepaald de indruk van een klassiek of passioneel echtpaar. Er zijn heel wat vermoedens van affaires die Lucienne heeft, terwijl je over Edouard niets in die richting te weten komt, nooit is er sprake van enige jaloezie.
En dan is daar Otto Abetz
Aandacht voor hun eigen ideeën over Europa krijgen ze wel van Duitse bezoekers, zoals de diplomaat Otto Abetz, een dandy met wat vage sympathie (vaag voor zijn toehoorders, niet voor hemzelf, zoals later zal blijken) voor de ideeën van die nieuwkomer, een zekere Adolf Hitler. Abetz wordt tijdens de bezetting Duits ambassadeur in Frankrijk.
Een andere dandy in hun salon is de Fransman Emmanuelle d’Astier de La Vigerie – de lengte van zijn naam zegt al genoeg. Die kiest tijdens de oorlog echter een heel andere weg, namelijk van het verzet. Hij is de oprichter van de Franse krant Libération, die tot 1964 blijft bestaan. Hun vriendschap zal de Didiers na de oorlog trouwens zeer goed van pas komen.
Van Elsene gaat het naar De Panne, de Grande Plage van Biarritz, het Grand Hotel in Locarno, de campus van de ULB, Neurenberg (hoewel, dat bezoek is niet heel zeker), Hotel Wellington in Oostende, kortom overal waar de Europese beau monde verzamelen, ver weg van het gepeupel.
Het gewone volk bestaat in hun wereld enkel uit huispersoneel en chauffeurs, bewegende meubelen die best nuttig zijn, maar niet bepaald beschouwd worden als mensen die ook een mening zouden hebben, laat staan dat ze iets van inspraak horen te krijgen.
Edouard wordt boekenuitgever
Het gaat de Didiers goed tot de Duitsers terug binnenvallen en de Grote Oorlog, nauwelijks 20 jaar voorbij, de Eerste Wereldoorlog wordt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verplaatst de leefwereld van de Didiers zich hoofdzakelijk naar Parijs, waar Edouard uitgever wordt van auteurs van divers allooi.
Na de oorlog wordt duidelijk hoe hij zijn uitgeverij kon financieren, met Duits geld, geen proper geld, geld dat ze niet eens nodig hadden, want zowel Edouard als Lucienne waren rijk.
Ook al was het merendeel van de ongeveer 100 boeken die hij publiceerde gewone Franse literatuur, de Duitse financiering en de publicatie van enkele werken van extreemrechtse auteurs werden Edouard bijna fataal.
In 1945 is Edouard Didier een van de personen die tijdens de eerste golf van de repressie na de bevrijding ter dood wordt veroordeeld voor collaboratie, bij verstek, want dankzij zijn vooroorlogse connecties met Emmanuelle d’Astier, die dan minister van Binnenlandse Zaken is, weigert Frankrijk hem uit te leveren.
Na de oorlog leven ze een teruggetrokken bestaan in luxe, niet meer op het niveau van voor de oorlog, maar toch. Hoe, dat kom je niet te weten. In 1978 sterft Edouard vereenzaamd op 83-jarige leeftijd. Zijn vrouw Lucienne sterft zeven jaar later, op 73-jarige leeftijd.
Sympathiek verhaal over onsympathieke mensen
Tot daar de draad van het verhaal. Geen spoiler. Het belang en de charme van dit boek zit in de vertelling. Ik begon er met enig wantrouwen aan. Een boek over opportunisten uit de Brusselse beau monde?
Ik las het in één ruk uit (of liever in vier, vier treinritten – lezen op de trein, altijd een aanrader). Erik Thys weet de gesprekken met Talmart te verwerken tot een boeiend, intrigerend, zelfs wat spannend verhaal dat leest alsof je er zelf bij zit en mee van de delicatessen geniet.
Een en ander is waarschijnlijk wat geromantiseerd en zijn beschrijvingen zullen best wat gefantaseerd zijn, maar dat deert niet. De feiten zelf, namelijk de personen die elkaar spraken op de genoemde plaatsen, kloppen volledig. Alleen het bezoek aan Neurenberg op de partijdag van de nazi’s is twijfelachtig. Die feiten, de data, de plaatsen, de persoonlijkheden zijn de ruggengraat van het verhaal.
De Didiers zijn geen sympathieke mensen. Met gewone werkende mensen hebben ze niets. In hun wereldje zijn ze bekende mensen, maar bekend zijn ze alleen omdat ze met andere bekende mensen weten om te gaan en in de blaadjes staan. Van dat soort heb je er vandaag in de media – de salons van de 21ste eeuw – een heleboel.
Ze hebben nergens een uitgesproken mening over en veranderen als politieke kameleons van kleur naargelang het moment, de persoon, de gelegenheid, de plaats …
Hun ideologie – als je dat woord voor hen kan gebruiken – kan je samenvatten als flirten met wie macht heeft, politieke macht, economische macht, of wie culturele faam heeft. Dat vermogen om zich als kameleons aan de machthebbers van de dag te hechten wordt hun ondergang na de Duitse nederlaag. Het komt nooit meer goed.
Hoe onsympathiek ze ook zijn, je leeft met hen mee. Over het leven en de gedachten van de gewone mensen tijdens het interbellum en tijdens de oorlog zijn al ontelbare boeken geschreven. Over zij daarboven, wat we vandaag de één percent noemen, weten we veel minder. Dit boek geeft je een inkijk in die andere wereld.
Verrukkelijke verraders is een verrukkelijk boek. Zelden een titel geweten die zo goed de lading dekt. Een fascinerend verhaal.
Erik Thys. Verrukkelijke verraders – Een glamourkoppel, het Avondland en de collaboratie. EPO, Antwerpen, 2023, 286 pp. ISBN 978 9462 6739 15
Note:
1 Erik Thys noemt in het boek het volledige adres van zijn woning in Elsene. Om dat adres te kennen, koop je dit boek.