Met ‘De ongelijkheidsmachine – Een verborgen Europese Geschiedenis’ schreef Paul Goossens meer dan een historisch overzicht. Net zolang ongelijkheid bestaat, net zolang doen ‘zij daarboven’ heel bewust hun best om dat zo te houden, maar net zolang is er altijd verzet geweest. Goossens toont hoe de machine – want dat is het: een stinkende, vervuilende diesel – werkt. Kennis is de eerste stap naar actie. Wie dit boek uit heeft, wil deze machine vernietigd zien. Terecht.
Reeds op pagina één weet je wat Paul Goossens met De ongelijkheidsmachine wil bereiken. “Met dit geschrift hoop ik zowel een bijdrage te leveren tot de sloop van extreme ongelijkheid, als het klimaatdebat steviger te verankeren in de strijd tegen ongelijkheid. De klimaatdreiging speelt zich immers niet in een maatschappelijk vacuüm af, maar in een wereld die tot in haar vezels door de ongelijke verdeling van inkomens en vermogens wordt bepaald.”
Je hoeft niet eens de laatste pagina bereikt hebben om te weten: opdracht glansrijk geslaagd.
In drie delen, elk onderverdeeld in vier hoofdstukken overloopt Paul Goossens de Europese geschiedenis van de ongelijkheid en van het verzet, van de strijd voor gelijkheid van de zestiende eeuw tot aan de Twee Wereldoorlogen.
Daarna maakt hij een sprong naar het begin van de jaren 1980 waarin hij focust op het ‘lichtend voorbeeld’ dat we best niet langer volgen: de VS. De New Deal van president Franklin Roosevelt was verre van perfect maar droeg in zich het potentieel om van de VS een sociale welvaartsstaat te maken. Waarom dat niet gebeurde en waarom de VS vandaag zo ongelijk zijn legt hij uit in het tweede deel
Vervolgens keert hij terug naar Europa en naar het einde van de Tweede Wereldoorlog. Kritiek dat de Europese constructie te weinig rekening hield met de sociale dimensie weerlegt hij. De Europese Economische Gemeenschap (EEG) had niet voor niets ‘economisch’ als adjectief. Was de onderbelichting van sociale rechten voor de Europese burgers in de EEG nog impliciet, de omvorming tot de huidige Europese Unie (EU) in het Verdrag van Maastricht verankerde die antisociale opzet.
Bij dat laatste deel zet ik een nuancerende kritiek. Paul Goossens wijst er op dat de denkers achter de Europese constructie te weinig nadachten over die sociale dimensie, te veel verkeerde inschattingen en prognoses maakten, te laat de sociale afbraak zagen die hun creatie veroorzaakte.
Ik denk dat er geen sprake was van onkunde of onbegrip. De bedenkers van de EEG en de EU wisten zeer goed waar zij mee bezig waren. De enige verkeerde inschatting die ze volgens mij maakten (en nog steeds maken) is dat ze de omvang, de snelheid en de intensiteit van de asociale afbraak onderschat hebben.
Dit doet echter niets af aan de analyse die Paul Goossens heeft neergeschreven. Laat ik het een semantisch meningsverschil noemen. Of de grote denkers achter de Europese gedachte asociaal waren of eerder niet genoeg sociaal dachten, maakt uiteindelijk voor het bereikte resultaat geen verschil.
De nieuwe mandarijnen
Paul Goossens wijdt er slechts af en toe enige aandacht aan, maar als ze al vermeld worden maakt hij de nieuwe mandarijnen1 van de ongelijkheidsmachine met een gulle dosis sarcasme af en herleidt hen tot wat ze echt zijn: neoliberale roeptoeters.
Maarten Boudry, Geert Noels, Marc De Vos, Johan Van Overtveldt, Ivan Van de Cloot en consoorten zijn de nieuwe mandarijnen van de ongelijkheidsmachine. Zij verstaan als geen ander de kunst om heel overtuigd te zeggen wat de eigenaars van de machine graag horen.
Zij geven het flinterdunne laagje academisch vernis aan dit lelijke monster van de enkelen, van de één procent2, van zij die parasiteren op al de rest. Ongelijkheid is de stinkende diesel van hun machine.
Maarten Boudry, Geert Noels, Marc De Vos, Johan Van Overtveldt, Ivan Van de Cloot en consoorten zijn de nieuwe mandarijnen van de ongelijkheidsmachine
Een diep immoreel systeem goedpraten lukt uiteraard niet zo best als je de dingen bij hun echte naam noemt. Dat is dan ook één van de voornaamste redenen waarom Donald Trump zo gehaat wordt door de één procent en hun lakeien. Ik haat hem ook, maar om heel andere redenen, juist omdat hij een deel is van die één procent.
Beter is de tegenstanders langs ‘links’ voorbij te steken en een moreel standpunt van gebakken lucht uit te vinden. “Ongelijkheid is oké, alleen extreme armoede is niet oké. Wij zijn bezorgd over hen daar helemaal beneden, terwijl jullie jaloers zeiken over zij daarboven.”
Goed gevonden, ettelijke boeken over geschreven, op één detail na: er klopt niets van. Het is goed klinkende retoriek die nooit tot concrete acties of resultaten leidt. De mandarijnen van vandaag zijn mediavedetten, die ‘onthecht’ van elke misplaatste passie een loopbaan creëren voor zichzelf als tv-sterren.
Met de echte wereld daarbuiten – die ze nooit hebben gekend (en dat ook niet willen) – heeft het allemaal niets te maken. Dat hoeft ook niet. Tegenwerk geven tegen de vijand (want dat zijn wij voor hen), daar gaat het over, de kijkers de indruk geven dat het allemaal wel meevalt, dat de waarheid toch wat ‘genuanceerder’ is dan wat sociale activisten en hun vakbonden komen vertellen.
De mandarijnen van vandaag zijn mediavedetten, die ‘onthecht’ van elke misplaatste passie een loopbaan creëren voor zichzelf als tv-sterren
En vooral, hun taak is het ondertussen de ongelijkheid en de onlosmakelijk ermee verbonden extreme armoede in stand houden.
Wat zij doen is de illusie scheppen van tegensprekelijk debat. De uiteindelijke bedoeling: verhinderen dat er ooit iets wordt gedaan om de graaimachine te stoppen – en er tussendoor ook zelf goed bij boeren, want het is uiteraard zuiver toeval dat zij die het hardst de ongelijkheidsmachine verdedigen er ook lucratief het best bij varen.
Paul Goossens is alles wat deze nieuwe mandarijnen niet zijn, een mens met een ziel en een sociaal hart, die niet gaat voor de ranzige mediaquotes maar de dingen bij hun naam noemt: “Het huidige economische bestel is gebouwd op het creëren en instandhouden van ongelijkheid”. Dit boek is zijn antwoord op hun ‘gezeik’.
Ook dikke boeken zijn zeer leesbaar
De grootste slachtoffers onderaan de sociale ladder hebben ondertussen geen boodschap aan een lijvig boek dat uitlegt wat zij dagelijks al aan de lijve ondervinden: ongelijkheid. Zij lezen meestal helemaal geen boeken, te vermoeiend immers na een dag hard fysiek labeur.
Ik geef ze geen gelijk maar ik begrijp hen wel. In de periode 1975-1984 dat ik ploegendienst deed als arbeider bij Sabena (uit bittere noodzaak, niet uit een of andere ideologische motivatie) las ik ook bijna geen enkel boek (ik zeg bijna, want het is wel toen dat ik dankzij de tip van een collega op de luchthaven het boek American Power and the New Mandarins van Noam Chomsky ontdekte).
Meer boeken lezen, het zou anders kunnen, maar daarvoor is een grootschalige, andere aanpak nodig van ons maatschappelijk bestel, te beginnen bij het onderwijs, waar ‘begrijpend lezen’ (en dat hoeft niet langer een fysiek gedrukt boek te zijn, ook video, artikels, reportages, interviews, sociale media horen daar bij) niet langer een schoolvak is.
Het betekent ook een herwaardering en opschaling van het technisch onderwijs, nog meer van het beroepsonderwijs, een compleet andere studiebegeleiding waarbij ouders niet langer ingepompt krijgen dat doorstroomgericht onderwijs het enige levensdoel moet zijn, een andere aanpak die kinderen niet langer in een watervalsysteem ‘omlaag’ laat zakken ‘tot het niveau dat ze nog aankunnen’, zodat duizenden kinderen met een negatief zelfbeeld en een complete dégoût van lezen de werkende wereld in stappen.
Voor zij die wél nog boeken lezen – jullie zijn nog altijd met meer dan jullie zelf denken –, laat je niet afschrikken door het volume van dit boek (539 pagina’s lectuur3). Je kan de drie delen Gelijkheid met vallen en opstaan, Amerika en de sloop van de gelijkheid en De gemiste focus van de Europese Unie afzonderlijk lezen en elk deel is onderverdeeld in vier hoofdstukken die eveneens afzonderlijk kunnen gelezen worden.
Mijn persoonlijke suggestie: begin met de Intro en de Ouverture. Stop even. Steek een bladwijzer op het einde van elk volgend hoofdstuk, lees er één, leg het boek even terzijde, lees wat anders, werk in de tuin, drink een goed glas, kijk naar een goede film of serie en ga een paar dagen later naar het volgende hoofdstuk (en neem altijd een boek mee op de trein!). Zo heb ik zelf al heel wat kanjers achter de leeskiezen gekregen. Ik kan jullie verzekeren, niets overtreft de voldoening om aan de laatste pagina’s te beginnen.
Staat er teveel in om dat allemaal te onthouden? Idem dito. Het is echt niet de bedoeling dat je alles onthoudt. De boodschap van dit opus is dat je begrijpt dat ongelijkheid een machine is, hoe ze werkt, waarom ze al zo lang bestaat, waarom ze na de Tweede Wereldoorlog even sputterde en waarom ze zo fanatiek wordt verdedigd door de hierboven al vermelde nieuwe mandarijnen. Wat je er vooral uit leert is dat verzet altijd loont, altijd.
Wie zijn geschiedenis kent is gewapend om ze niet langer te herhalen
En als je deze kanjer uit hebt, koop dan ook die andere kanjer Geschiedenis van het Amerikaanse volk van historicus Howard Zinn en leer de echte bevolking van de VS en hùn sociale strijd kennen, niet de hamburgerversie die onze media dagelijks door onze strot rammen.
Wie zijn geschiedenis kent is gewapend om ze niet langer te herhalen. Lezen dus, dit boek van Paul Goossens.
Er staat teveel in dit boek om dat hier even te recenseren. Binnen twee weken publiceren we met hem een uitgebreid video-interview.
Paul Goossens. De ongelijkheidsmachine – Een verborgen Europese geschiedenis. EPO, Antwerpen, 2023, 550 pp. (plus Literatuurlijst en Namenregister). ISBN 978 9462 6742 71
Notes:
1 De ‘mandarijnen’ – niet de vruchten, het woord is waarschijnlijk afgeleid van het Portugees voor mandatarissen – was de klasse van raadgevers en bureaucraten van de Chinese keizers. Naargelang de keizer wreder werd gaven zij uit lijfbehoud niet langer degelijk advies, maar zeiden hem wat ze dachten dat hij graag zou horen. Zo veroorzaakten ze mee de uiteindelijke ondergang van het keizerrijk. De hedendaagse mandarijnen hoeven niet voor hun leven te vrezen, wel voor hun academische carrière. Een fenomenale ontrafeling van de ‘liberal mandarins’ in de VS kan je lezen in The Responsibility of Intellectuals, het allereerste politieke essay van Noam Chomsky uit 1967.
2 Sinds Occupy is ‘de één procent’ het vaste begrip voor de economische elite. Het is geen exact cijfer, maar staat voor het steeds krimpende aandeel van de superrijken in de samenleving. David Graeber zou de eerste geweest zijn om deze metafoor te gebruiken. Sommigen stellen dat we binnenkort zelfs beter spreken over de 0,1 procent.
3 Ik pleit voor de Angelsaksische traditie om pagina 1 te laten beginnen bij de eerste pagina tekst, niet zoals hier met pagina 9. Het boek is 580 pagina’s lang als je dankwoord, literatuurlijst en index toevoegt. Begrippen- en namenindex achteraan zijn een zeer goede toevoeging die meer zou moeten worden toegepast. Slechts weinig lezers doen er iets mee, maar voor studenten en onderzoekers is het een onmisbaar en zeer handig gebruiksinstrument.