In Guatemala hebben de politieke krachten die opkomen voor de arme bevolking – de overgrote meerderheid – een zeer belangrijke electorale overwinning geboekt. De strijd is echter verre van gestreden. De reactionaire elite geeft zich niet zomaar gewonnen. Ze hebben daarvoor ruime ruggesteun van de grote noorderbuur in Washington en de volledige medewerking van de mediabedrijven van de oligarchie.
In Guatemala werd Bernardo Arévalo met 60 procent van de uitgebrachte stemmen in de tweede ronde op 20 augustus verkozen tot president van Guatemala. Dit is om meerdere redenen een historisch keerpunt voor dit getormenteerde land.
Arévalo is de zoon van Juan José Arévalo, de eerste democratisch verkozen president van het land (1945-1951). Om te begrijpen hoe belangrijk deze overwinning is moet men de geschiedenis van Guatemala en het hele Latijns-Amerikaanse continent kennen.
Wat voorafging
Latijns-Amerika heeft een heel andere kolonisatie gekend dan Afrika en Azië. Spanje en Portugal waren tijdens hun koloniale veroveringstochten feodale maatschappijen waar de enige ‘industrie’ grootgrondbezit en grootschalige landbouw waren. Dat model hebben beide landen overgeplant naar hun veroverde kolonies.
De meeste Latijns-Amerikaanse landen werden reeds onafhankelijk in de 19de eeuw. Hun onafhankelijkheidsstrijd heeft niets gemeen met die in Afrika en Azië. De nieuwe koloniale landadel nam het Spaanse/Portugese feodale regime over. De inheemse bevolking en de arme kolonisten hadden geen enkele baat bij die onafhankelijkheid.
De landen van het subcontinent zijn maatschappelijk nog steeds grotendeels ingedeeld in een minderheid van de kleine landoligarchie, waar sinds de 20ste eeuw een handelsburgerij in de steden is bijgekomen, tegenover de arme meerderheid van de bevolking. Een echte middenklasse is er buiten de grote steden niet.
Die nieuwe burgerij wordt uitsluitend rijk door invoer van luxeproducten, auto’s, huishoudapparaten, parfum uit andere landen, hoofdzakelijk de VS. Deze nieuwe rijke klasse heeft nooit geïnvesteerd in industrialisering of in de opbouw van een eigen nationale economie.
Hoewel beide krachten, de feodale landelite en de nieuwe stedelijke oligarchen, elkaar keihard blijven bestrijden voor de politieke macht, waren ze het wel altijd over één ding roerend eens: de arme bevolking – de overgrote meerderheid – moest arm, onwetend en slaafs gehouden worden.
Moordende sociale repressie leidt tot gewapend verzet
Vakbonden in de landbouw, mijnbouw en bosbouw werden gruwelijk onderdrukt. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar ook de aardolie en duurzame mineralen bij. Onderwijs was de facto uitgesloten voor het overgrote deel van de bevolking. Lonen bleven vreselijk laag en werkomstandigheden levensgevaarlijk.
Nominaal waren deze landen nochtans zeer liberaal, alle burgers met inbegrip van de vrouwen hadden reeds stemrecht in de 19de eeuw. Dat recht werd in de praktijk echter netjes geneutraliseerd door de bevolking ongeletterd te houden. De meeste inheemse volkeren waren ofwel niet geregistreerd als kiezer of tellingen werden gemanipuleerd …
De fenomenale winsten die deze machtsverhoudingen mogelijk maakten, werden verdeeld tussen de nationale oligarchie en de buitenlandse bedrijven. Die laatsten gaven gul steun aan paramilitaire groeperingen om de ‘strijd tegen het communisme’ te voeren.
De nationale legers werden volledig getraind door VS-experten (en in mindere mate Britse en Franse) in ‘bevolkingscontrole’. De politie is in Latijns-Amerika bijna overal één van de militaire machten, volledig geïntegreerd in het leger.
De uitzichtloosheid leidde in de meeste Latijns-Amerikaanse landen tot gewapende opstanden, die aanvankelijk door het leger werden weggelachen als ‘oorlogje’ – in het Spaans ‘guerrilla’, maar geleidelijk werd de repressie gruwelijker en moorddadiger. Guatemala was op dat vlak een van de ergste landen van het continent.
De strijd tegen het ‘communisme’ voor en na de Tweede Wereldoorlog en tijdens de Koude Oorlog moet je niet begrijpen als een strijd tegen de ideologie die zich die naam geeft. ‘Communisme’ was een containerbegrip waarin alle mogelijke maatschappelijke tendensen werden samengebracht die zich niet neerlegden bij de semi-feodale maatschappelijke orde.
Van Iran 1953 naar Guatemala 1954
Na de Tweede Wereldoorlog begonnen in meerdere Latijns-Amerikaanse landen bewegingen te strijden voor echte politieke onafhankelijkheid en soevereiniteit. In 1945 werd dictator Jorge Ubico afgezet. Hij werd tot het laatste moment door de VS gesteund, maar het mocht niet baten.
Juan José Arévalo werd de eerste democratisch verkozen president van zijn land. Hij begon onmiddellijk met een alfabetiseringsprogramma, kondigde een verplicht minimumloon af en vaardigde een aantal wetten uit die levens- en werkomstandigheden van de werkende bevolking konden verbeteren.
Hij was een sociaal voelend liberaal en hevig anti-communist, waarover hij in een aantal boeken uitweidde. Hij vond als nationalist echter ook dat de opbrengsten van zijn land naar de eigen bevolking moest gaan.
Dat belette niet dat men in de VS zeer argwanend toekeek op dit slechte voorbeeld dat Guatemala de rest van Latijns-Amerika aanbood. Arévalo werd ondanks zijn nog zeer gematigde sociale programma in de media in de VS afgeschilderd als een gevaarlijke communist.
Hij overleefde niet minder dan 25 pogingen tot staatsgrepen. In 1950 verklaarde hij geen kandidaat te zijn voor een tweede termijn. Hij werd opgevolgd door zijn minister van Defensie Jacobo Árbenz, die verkozen werd met een politiek platform dat een grote landhervorming omvatte.
Dit ging regelrecht in tegen de belangen van de landadel, die enorme stukken land braak liet liggen en de lokale bevolking verbood om die voor eigen voedselvoorziening te bewerken. Zij moesten immers werken op de plantages.
Die gronden waren voor de Spaanse kolonisatie gemeenschappelijke gronden, heel veel inheemse volkeren kenden het individueel eigendomsrecht niet. De grootgrondbezitters konden die gronden ‘aankopen’ bij gebrek aan officiële eigenaars. Wat de inheemse bevolking daar over dacht was niet relevant, ‘niet aangepast aan de moderne tijden’.
Bananenrepubliek Guatemala
Guatemala geraakte vanaf de jaren 1930 in de ban van een nieuw ontdekte vrucht (tenminste, nieuw voor de VS-burgers). Het VS-bedrijf United Fruit baatte enorme bananenplantages uit. Het bedrijf maakte er dankzij de spotgoedkope arbeid enorme winsten.
Die winsten kwamen in gevaar door deze landhervorming, die lokale dorpen het recht gaf braakliggende gronden te gaan bewerken. Het bedrijf pleitte in Washington voor een staatsgreep tegen zoveel ‘communisme’. Toen ging dat gewoon zo. Je kent het bedrijf onder zijn hedendaagse naam Chiquita (‘klein meisje’).
Árbenz was bereid United Fruit volledig te betalen voor het verlies van zijn gronden, op basis van de waarde die het bedrijf zelf aangaf op zijn belastingaangiften. Die waren met goedkeuring van de vroegere dictators veel te laag ingeschat. Kortom, onaanvaardbaar ‘communisme’ om dergelijke voorwaarden aan te bieden.
President Árbenz was net als zijn voorganger een sociaal voelend liberaal, maar eveneens een overtuigd democraat. Hij weigerde in te gaan op de orders van de VS-ambassadeur om de communistische en socialistische partijen in zijn land te verbieden. Erg veel aanhang hadden die niet, maar ze waren voor de VS al een brug te ver.
Árbenz had zijn politieke profiel gemeen met een politicus aan de andere kant van de wereld, Mohammad Mossadegh van Iran. Ook deze liberale nationalist werd afgeschilderd als een gevaarlijke ‘communist’. In 1953 namen de VS de staatsgreep tegen de Iraanse regering over van de Britten (zie 15 augustus 1953: 70 jaar sinds VS en GB de democratie in Iran vernietigden).
Gesterkt door die ervaring besloten de machthebbers in Washington dat een jaar later nog eens over te doen in Guatemala. Hetzelfde scenario werd toegepast: lockdowns door de bedrijven, zodat de mensen maandenlang zonder inkomen vielen, politieke aanslagen die in de schoenen van de president werden geschoven, verspreiding van leugens in de media (die volledig in handen waren – en nog steeds zijn – van de oligarchie). Árbenz werd afgezet, wat volgde was pure horror.
Veertig jaar genocidaire gruwel
Wat volgde was namelijk veertig jaar gruwelijke dictatuur en genocide van de inheemse bevolking. Gewapend verzet werd door het leger uitgemoord op basis van strategieën die ze aangeleerd kregen van Amerikaanse ‘experten’. Meer dan 600 inheemse dorpen werden uitgemoord om het gewapend verzet te demoraliseren.
Het terreurregime bereikte zijn piek onder dictator Rios Montt (1982-1983). Die was niet te beroerd om persoonlijk aan slachtpartijen en folteringen deel te nemen. In het Witte Huis werd hij door president Ronald Reagan gelauwerd voor zijn ‘inzet voor de democratie’.
Vanaf 1996 kwam er een geleidelijke democratisering, maar echte politieke oppositie bleef levensgevaarlijk. De afnemende almacht van de oligarchie, mede door de tanende dominantie van de VS in de regio (en wereldwijd), heeft uiteindelijk de verkiezing van Bernardo Arévalo mogelijk gemaakt.
69 jaar na de staatsgreep van 1954
Evident was dat niet. Ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken poogden tot het laatste ogenblik om Arévalo van deelname aan de tweede ronde uit te sluiten. Dat liep niet zo goed, omdat de rechtse tegenkandidate Sandra Torres zelf geplaagd werd door meerdere corruptieschandalen in eigen rangen.
Arévalo haalde de tweede ronde van 20 augustus en won overtuigend met 60 procent van de uitgebrachte stemmen. Torres weigert echter de uitslag te erkennen, maar zetelend president Alejandro Giammattei heeft hem echter al uitgenodigd voor een vlotte regeringswissel op 12 januari 2024.
Dat het zover kon komen, is op zich al een enorm teken aan de wand. De oligarchie en de VS bleken niet in staat om zijn verkiezing te verhinderen. Arévalo zal het echter niet gemakkelijk hebben. Hij heeft slechts 23 van de 160 zetels in het parlement achter zich. Bij de andere partijen zitten wel voldoende politici die tot compromissen bereid zijn, maar zeker en stabiel is dat niet.
Het mag dus niet worden uitgesloten dat de elite zal pogen hem af te zetten met een of andere beschuldiging van corruptie of verkiezingsfraude. De VS hebben dat al eerder gedaan gekregen in 2018 met de uitsluiting van Lula in Brazilië op basis van een flinterdunne aanklacht en het is eveneens recent geslaagd in Pakistan (zie Tegendraads Leesvoer van 18 augustus 2023).
Lawfare
De VS blijven met andere woorden een machtige speler in hun ‘achtertuin’. Regelrechte militaire staatsgrepen lukken niet meer, net zomin als politieke repressie met behulp van lokale doodseskaders. Staatsgrepen moeten nu met ‘lawfare’ gebeuren, met wisselend succes en het risico op mislukking, zeker op langere termijn, zoals in Brazilië al is gebleken.
#LaUrnaNF 🗳
Así celebran en Huehuetenango el triunfo de Bernardo Arévalo y Karin Herrera del Movimiento Semilla.
🎥 Cortesía. pic.twitter.com/8A8aVMqBap— No-Ficción (@noficciongt) August 21, 2023
Het zou tegelijkertijd ook fout zijn de politiek in landen als Guatemala zomaar te herleiden tot de impact van de VS. De regering in Washington heeft de maatschappelijke verhoudingen in Latijns-Amerika – zoals ze hierboven al werden geschetst – niet uitgevonden. Bovendien zijn de reactionaire medestanders van de VS in Guatemala niet langer de ja-knikkende collaborateurs van de voorbije decennia.
Er groeit onder de oligarchie tevens een besef dat het zo niet langer meer kan. De voorbije extreemrechtse regeringen hebben alle sociale perspectieven voor de bevolking vernietigd. Het gevolg is evident: Guatemala is een extreem gewelddadig land met niets ontziende drugsbendes en mensensmokkelaars.
Bovendien, China is een zeer interessante lucratieve concurrent en heeft nu al grotere belangen in het land dan de VS. Het grote verschil is bovendien dat China zijn invloed koopt en niet oplegt, zoals de VS dat altijd hebben gedaan (en nog steeds doen).
Het worden spannende jaren voor president Arévalo. Hij kan zeker rekenen op internationale steun in andere Latijns-Amerikaanse landen. Of dat zal volstaan zullen de komende jaren uitmaken.