In amper 135 pagina’s slaagt journalist en auteur Teun van de Keuken er in een volledig overzicht te geven van wat mis is met de voedingsindustrie. ‘De Mens is een plofkip – Hoe de voedingsindustrie ons ziek maakt’, lees het helemaal en stel daarna je boodschappenlijst samen. Niet eenvoudig maar het kan.
Teun van de Keuken (°1971) is in Nederland bekend als journalist, maker van tv- en radioprogramma’s als Keuringsdienst van Waarde, Spraakmakers, De slag om Brussel (over de EU, niet over mijn stad, de échte stad waar de meeste Eurocraten geen flauw benul van hebben), De Monitor en meerdere radioprogramma. Sinds september 2022 presenteert hij de podcast Etenstijd.
Ik kende hem niet, niet omdat ik niet naar de Nederlandse tv kijk, maar omdat ik al jaren helemaal geen klassieke ‘tv’ meer kijk. Teveel bagger, teveel vooringenomen ‘duiding’, teveel ‘wat zijn wij in het westen toch goed en wat zijn al die anderen slecht’ en als summum van ergernis die vreselijke onderbrekingen voor hersendode reclame voor ongezonde ‘voeding’.
Teun van de Keuken (het is zijn echte naam) schreef eerder Dit is geen dieetboek (2022) en De supermarktsurvivalgids (2018). De mens is een plofkip – Hoe de voedingsindustrie ons ziek maakt verscheen in april 2024. Ik kreeg ongevraagd een recensie-exemplaar in de bus, waardoor het op mijn steeds hogere hoop ‘ooit wel eens te lezen maar nu even niet’ terechtkwam.
Dat was een vergissing. Dit had ik onmiddellijk moeten lezen. Zomertijd – of wat daar tegenwoordig moet voor doorgaan – brengt leestijd. Het moet gezegd: deze auteur weet waar het over gaat en kan dat in aangenaam geschreven zinnen met een sarcastische ondertoon verwoorden.
“De droge opsomming van feiten en onderzoeken die ik aanvankelijk had geschreven, zou niemand overtuigen hoezeer we worden gemanipuleerd door de voedingsindustrie… Ik wil dat jij na het lezen van dit boek… begrijpt hoe de voedingsindustrie onze diepste verlangens kent en die kennis vernuftig misbruikt om ons als plofkippen vol te proppen met voer waar we ziek van worden.”
En of hij daar in slaagt. Hij heeft het over ‘voer’, niet over ‘voeding’. Op de landbouwschool leerde ik het anders: voedsel is wat wij mensen eten, voer is wat we dieren te eten geven (om ze daarna als voedsel zelf op te eten).
Deze waanzin is niet het gevolg van malafide voedselproducenten, dit is al evenmin een kwestie van betere voedselproducenten vinden, dit is een systeem, dat zelf maar één ‘voedsel’ lust: winst, winst, winst, groei, groei, groei. Het wordt dus dringend tijd “eens kritisch naar het systeem te kijken”.
Opkomst van het gemak
De evolutie van elke dag thuis op het fornuis koken met verse gekochte en dikwijls zelf gekweekte groenten naar de hypermodern ingerichte keuken vandaag waar niet meer gekookt wordt, het is ergens in de jaren zestig begonnen “toen vrouwen meer en meer aan het arbeidsproces gingen deelnemen”.
Riskant standpunt, maar de auteur bekijkt het kritisch, want in de praktijk betekende het dat de werkende vrouw (alsof ze daarvoor niet ‘werkend’ was) bovenop de baan ook nog volop het huishouden erbij moest nemen. Een betere omschrijving zou zijn “toen mannen pertinent bleven weigeren hun deel van het huishouden te doen”.
Ik herken heel wat in zijn historische terugblik, mijn herinneringen gaan nog 17 jaar verder terug dan de auteur. Mijn vader deed letterlijk niets in huis en verzette zich jarenlang tegen de volgens hem veel te dure aankoop van een koelkast – we hadden een houten kast in de kelder met een soort vliegennet ervoor, dat was toch goed genoeg?
Idem dito met een wasmachine. Ze kwamen er uiteindelijk wel, onder meer omdat de collega’s op het werk elkaar begonnen te overtroeven met gepoch over het duurste merk dat ze zich konden permitteren. Een vaatwasmachine heb ik thuis nooit gezien, net zomin als ik mijn vader ooit in de nabijheid van een vaatdoek heb geweten, een voorbeeld dat ik gelukkig niet heb overgenomen.
De voedingsindustrie had voor al dat vrouwenwerk een oplossing. Niet de man moest aan het huishoudelijk werk, dat werk moest immers voor de vrouw blijven maar wel ‘gemakkelijker’ worden.
Ook de eetgewoontes moesten anders. Meer kant en klaar eten op tafel. Met uitzondering van de pindakaas zag het ontbijt er in Nederland en België voortaan identiek uit: cornflakes, choco, hagelslag, kaas, oftewel suiker, zout en vet in allerlei vormen.
Gezonde snacks
Nog een gebruik dat nooit voorheen bestond en nu vanzelfsprekend is: de snacks tussendoor. Die zijn een ‘gezond’ en ‘verantwoord tussendoortje’. Het resultaat is er naar. “In de jaren tachtig van de vorige eeuw had zo’n kwart van de Nederlanders overgewicht. Tegenwoordig, veertig jaar later, is dat meer dan de helft. 15% heeft ernstig overgewicht”. Het zal in België niet veel beter zijn. Volgens recente studies heeft in 2023 ongeveer 20% van de Vlamingen ernstig overgewicht.
Maar, hoezo, ongezond eten? We leven toch altijd maar langer? Klopt dat dan wel van dat ‘ongezond’ eten? Wel, we leven inderdaad langer, dankzij onze symptoombestrijdende geneeskunde, die overigens niets voorkomt, maar wel alles geneest – achteraf. Concreet: we leven langer ziek. Miljoenen mensen slikken pillen voor hun cholesterol en/of voor hun bloeddruk “terwijl ze ook het risico zouden kunnen verlagen door gewoon gezonder te eten”.
Teun van de Keuken wijst terecht op het aanleren van een gezonde eetcultuur op jonge leeftijd als bepalende factor voor de rest van het leven. Immers, niets zo moeilijk te kraken als aangeleerde gewoontes en smaken.
Ons eten is niet alleen te vet, het is te zoet én tegelijk te zout, het doet ons tevens meer eten dan we nodig hebben. Meer en meer gaan we voor de snelle hap, die de honger niet stilt. Elke diëtist zegt het: snel eten, zelfs gezond voedsel snel eten is niet gezond. Maar ongezond eten stimuleert net snel eten en omgekeerd. Bovendien heb je sneller terug honger, want je maag heeft nauwelijks werk gehad om die kant en klare prut te verteren.
De voedselindustrie produceert niet zomaar ‘voer’ dat we wel lusten, ze doet meer. Ze onderzoekt wat mensen aantrekt en past dat in bewerkt voedsel om ons er nog meer aan te verslaven. Want ons reptielenbrein denkt nog steeds: vet eten, veel calorieën, fijn, dan zijn we gewapend tegen barre tijden.
Alleen, die barre tijden bestaan niet meer. Slechts een paar generaties terug leden de meeste mensen nauwelijks een zittend bestaan. Die tijden moeten we niet romantiseren. Surf even door fotomateriaal over het leven in de armenwijken in de grote steden in de 19de, begin 20ste eeuw…
Ons brein heeft zich echter nog niet aangepast aan permanente en overvloedige beschikbaarbeid van eten. En dat is net wat de voedselindustrie zeer goed weet, daar hebben ze al hun onderzoek in gestoken.
We eten in feite ook meer en meer verpakt water met een smaakje. Kip, vis, vlees of wat daar voor moet doorgaan. Een goed voorbeeld is onze ham. Wat we nu als ham kopen en eten is in werkelijkheid een “waterzak met een laagje vlees eromheen”. Eenzelfde bedrog is vruchtensap (fruitsap in Vlaanderen). Echt fruit eten – dus niet drinken – is altijd beter.
Meer nog, puur vruchtensap is ongezond, het is teveel suiker ineens, zelfs als dat van ‘natuurlijk’ of ‘biologisch’ fruit komt. Gezond vruchtensap is wat je binnenkrijgt als je fruit eet, mét vezels. Net zo met frisdrank – de naam alleen al is een reclameslogan. ‘Suikerwater met een smaakje’ klonk niet zo goed volgens de reclameconsulenten.
Net zo met tomatensap. Het voornaamste bestanddeel van hedendaags tomatensap in de winkel is aardappelzetmeel. Met veel water wordt dat gemengd tot een blubber waar tomatensmaak en kleurstof aan wordt toegevoegd. Rijk aan vitamine C en D staat er op. Wat je koopt is aardappelpap met een tomatensmaakje, wel voor de prijs van tomaten.
Op rauwe wortels en rauwe appels zie je nooit staan ‘rijk aan vitamine C en D’. Wel op cornflakes en andere bucht. Geloven we dat echt? Er is een reden waarom in reclame altijd naar een of andere Italiaanse grootmoeder voor haar kookpotten wordt verwezen en waarom er echte tomaten op de foto staan: om ons brein te laten vergeten dat het product achter het etiket niets met die grootmoeder of met tomaten te maken heeft.
Niets zo eenvoudig ook als zelf appelmoes maken (of rabarbermoes, recht uit de tuin). Toch staan de rekken in de supermarkt vol. Je kan zowaar kiezen tussen met of zonder stukjes appel.
Smaken zijn aangeleerd, niet ‘natuurlijk’
Ik drink geen frisdrank, en al zeker nooit cola. Als het al eens gebeurt, valt het me op hoe walgelijk zoet en kleverig die ondingen smaken. Kinderen die het nooit te drinken krijgen denken er net zo over, kinderen die het met de spreekwoordelijke papfles ingelepeld krijgen lusten het wel. Waarom?
Ook dat is een menselijk probleem dat de voedingsindstrie als geen ander weet uit te buiten: gewenning, want smaak is geen vast objectief gegeven, je kan smaken aanleren (en terug afleren, maar dat vraagt tijd en geduld – net iets waar we in onze ratrace geen energie voor hebben).
Baby’s lusten helemaal geen zout. Dat moeten ze aanleren. Een van die aan te leren dingen zijn chips, dunne blaadjes vet met zout en andere kruiden er op, véél calorieën, zero voedingsstoffen, notabene gemaakt met dezelfde aardappelzetmeel in je tomatensap. Chips zijn bovendien het enige eten dat honger stimuleert. Hoe meer chips je eet, hoe meer honger je krijgt. De wereld op zijn kop. Kassa kassa voor de industrie.
Teun van de keuken in de RTL Talkshow:
Al dat ongezond eten maakt ons ongezond, ziek, met meer ontstekingen, meer ongemakken en we raken gemakkelijker besmet, want we zijn minder immuun. Maar de redding is nabij: elke kwaal heeft zijn geneesmiddel, zodat we weer à volonté frisdrank, chips, fastfood tot ons kunnen nemen.
Is het dan toch vooral onze eigen individuele fout? Wie wat wilskracht heeft kan dat toch overstijgen? Wel, ook daar heeft de industrie een oplossing voor: “zogenaamd gezondere light-, suikervrije, low carb- en vetvrije keuzes”. De industrie die ons te dik en te vet maakt verdient nog meer dankzij hun producten die ons moeten genezen van de problemen die ze zelf veroorzaken.
Want ook dat kan de industrie goed: de verantwoordelijkheid doorschuiven naar de consumenten. Overigens niet alleen de voedingsindustrie. Ik dacht al goed op de hoogte te zijn, maar dat het concept van de carbon footprint werd uitgevonden door oliegigant BP wist ik nog niet.
Drugdealers, pushers
Niemand die in twijfel trekt dat je als individu eigen keuzes kan en moet maken, maar zelfs als morgen iedereen biologisch gaat tuinieren – wat toch niet kan, niet iedereen heeft een tuin, niet iedereen heeft fut om na de dagtaak nog een groentetuin te onderhouden – veranderen we nauwelijks een percentje aan de gigantische vervuiling die door de bedrijven – waaronder de voedingsindustrie – wordt veroorzaakt.
“Het grote probleem is dat we gevangenzitten in het marktdenken van de neoliberale samenleving. Wat rendabel is en winst oplevert is per definitie goed. In zo’n systeem wordt wel beweerd dat bedrijven doen wat consumenten willen, maar in werkelijkheid is het omgekeerd. Wij worden verslingerd gemaakt aan producten die zij willen verkopen.”
En het belangrijkste citaat in dit boek “De voedselproducenten zijn als drugdealers die ons verslaafd maken…”
Hoe de ‘pushers’ dat doen: met miljardenbudgetten aan reclame, met gratis samples op festivals, met gadgets, ‘uw Coca Cola is geen frisdrank, het is jeugd, leven, plezier’.
Dit alles met dank aan een politiek bestel dat elke impuls tot zelf nadenken heeft opgegeven voor gemakkelijkheidsoplossingen die de consultants hen aanbieden. Zeker niet om na te denken over “een radicale verandering van onze ongezonde, ziekmakende en stressvolle maatschappij”.
Het kan anders, maar niet alleen door ander individueel gedrag. Er moet een ban komen op ongezonde reclame (net zoals met tabak), de vervuilende effecten van ongezonde voedselproductie moet de bedrijven aangerekend worden en van hun winsten afgetrokken. Er moet tevens een strakke prijzencontrole komen, om te verhinderen dat bedrijven hun exorbitante winsten in stand houden op kosten van de consument.
De voedingsdealers hebben niet het beste met ons voor. Daarom: “De politiek en de overheid moeten dus weer de macht op de bedrijven terugveroveren en regels gaan stellen voor het voedsel dat zij maken en de voeding die wij eten.”
Wie reeds die individuele keuze heeft gemaakt en zich heeft geïnformeerd zal niet zoveel nieuws vinden in dit boekje. Dit richt zich eerder tot zij die wel enigszins overtuigd zijn dat een en ander verkeerd loopt, maar nog niet goed weten waarom dat zo is en vooral, nog niet overtuigd zijn dat het wel degelijk anders kan (en moet).
Inzicht is de eerste stap naar bewustwording, naar gedragsverandering en vooral naar een publieke opinie die eist dat het zo niet langer kan. Dat inzicht levert dit boek.
Teun van de Keuken heeft het niet over de kafkaiaanse wereld waarin wij problemen hebben met onze teveel aan rijk ‘voer’, terwijl een ander deel van de wereld honger lijdt – échte honger, de pijnlijke soort.
Ook geen aandacht voor de enorme hoeveelheid voedsel die door de industriële voedingsindustrie verspild wordt, nog voor het op ons bord terechtkomt. Goed, dat zijn onderwerpen voor andere boeken, maar het had toch even vermeld mogen worden.
Ik zie verder nog een gemis in dit boek. Een van de grote boosdoeners is reclame. Laat dat echter hét verdienmodel zijn van de mainstream media waar de auteur voor werkt.
Het allerbeste kritische programma – en die zijn er zeker – over de voedselindustrie wordt door ons reptielenbrein volledig ontkracht door commerciële onderbrekingen voor reizen, wagens, parfums, shampoo en vooral veel ongezond eten. Tja, ook dat moet anders…
Voor wie nog niet helemaal overtuigd was, is dit boek een aanrader.
Teun van der Keuken. De mens is een plofkip – Hoe de voedingsindustrie ons ziek maakt. Thomas Rap, Amsterdam, 2024, 135 pp. ISBN 978 9400 4105 65