Terwijl Vlaamse en federale onderhandelaars wedijveren om de meest klimaatvijandige, antisociale en neoliberale coalitie ooit op poten te zetten, staan drie overblijvende partijen aan de zijlijn, twee links, één extreemrechts. Van die drie zijn het de groenen die dringend existentiële vragen moeten beantwoorden. Alleen kritische analyse van het eigen falen kan het tij keren.
Geel, rood, blauw en oranje zijn de kleuren van de VS-staat Arizona. Groen niet. In de politieke mediabubbel is de Arizona-regering al een gevestigde begrip ‘dat iedereen nu wel kent’. Niet dus. Het geeft goed de vervreemding weer waarbinnen de zeepbel van de politiek-economische-media-top denkt over hoe belangrijk en origineel ze wel zijn.
In de echte wereld daarbuiten begrijpen de mensen niet wat met Zweedse, Vivaldi- en andere Arizona-regeringen wordt bedoeld, laat staan dat ze weten of dat over een federale of een regionale regering gaat.
De Belgische staatshervormingen hebben het politieke kluwen van dit land voor de gewone burger onontwarbaar gemaakt. Je kan ze geen ongelijk geven, vooral wanneer je beseft dat alle staatshervormingen er zijn gekomen via onderhandelingen tussen de partijen, zonder enige inspraak van die burgers.
Door systematisch deze rare termen te gebruiken in plaats van consequent en duidelijk te spreken over federale versus regionale regeringen, wordt de verwarring (doelbewust?) alleen maar groter. Zo kan het dat een groot deel van de bevolking niet weet dat sommige partijen wel in de ene, maar niet in de andere meerderheidscoalitie ministers hebben.
In landen met een traditie van federale deelstaten als Duitsland en de VS is dat geen probleem. Daar kennen de burgers het verschil tussen federale en regionale bevoegdheden. In deze landen is dat federalisme bovendien in een heel andere context ontstaan. Het zijn landen waarvan de delen zich hebben verenigd (tot Verenigde Staten), niet omgekeerd zijn afgesplitst vanuit het centrum zoals in België.
Latijns-Amerikaanse federale staten als Mexico[1], Colombia, Venezuela, Brazilië en Afrikaanse als Nigeria zijn uit een eigen postkoloniale dynamiek ontstaan. Bovendien, het gaat hier over grote landen, waar de deelstaten meestal grotere oppervlaktes bestrijken dan heel België (of zelfs heel de Benelux).
Groen, slachtoffer van het Belgische ‘federalisme’
We beseffen het niet, omdat ons Belgische federale model het enige is dat we kennen – voor zover we het al kennen – maar de Belgische staatshervormingen zijn in bijna niets te vergelijken met federalisme in de rest van de wereld.
Alleen al de grondwettelijke gelijkschakeling van federale en regionale wetgeving[2] maakt er een volledig apart systeem van.
Dat heeft ernstige gevolgen voor de perceptie van regeringsdeelnames op beide niveau’s. Dit politieke probleem speelt vooral de groenen sinds 2019 parten.
De groene oppositie in het Vlaamse parlement was het grootste slachtoffer. Ze is de voorbije vijf jaar bijna onzichtbaar geweest onder de druk van de bijna exclusieve aandacht voor de federale groene regeringsdeelname.
Met openbaar vervoer (het federale deel daarvan, de trein) en energie hadden de groenen twee federale thema’s in handen die hen op het lijf geschreven hadden moeten zijn.
Deze groene federale regeringsdeelname heeft op de trein nog minder impact gehad dan tijdens de vorige regeringsdeelname in 1999-2003, de allereerste ooit in de geschiedenis van de groene partij. Het gaat bijzonder slecht met de trein, nog slechter dan tijdens die eerste groene regeringsdeelname.
Ooit, in een land heel ver van hier
Ooit waren de groenen dé voortrekkers van de strijd tegen kernenergie. Het was één van de redenen van het ontstaan van de groene beweging die reeds vanaf eind jaren 1960 vanuit Duitsland navolging kreeg in heel de wereld.
Vandaag verdedigen groene ministers deze methode om energie op te wekken, zoals met de onwerkbare mythe van de kleine SMR-reactoren (zie ondermeer SMR-kerncentrales bedreigen de energietransitie en meerdere andere artikels over de SMR-reactoren).
Een tweede pijler waarrond de groenen gegroeid zijn, situeert zich in de vredesbeweging. Het valt vandaag bijna niet te vatten voor wie nog een beetje de groene geschiedenis kent, maar de groene tenoren scharen zich tegenwoordig enthousiast achter de uitbreiding van de NAVO in de richting van Rusland (met de gekende gevolgen; de vernietiging van een land ‘tot de laatste Oekraiener’ en het risico op een Derde – en laatste – Wereldoorlog) en verdedigden daarvoor al de illegale NAVO-oorlogen tegen Libië en Syrië.
De Grünen hebben vandaag in de Duitse federale (!) rood-groene regering met Annalena Baerbock een minister van Buitenlandse Zaken die nog fanatieker pro-Navo, pro-zionist, islamofoob, russofoob en sinofoob is dan de Duitse conservatieve partijen en de eigen regeringspartner van de Duitse sociaal-democratische SPD.
Ooit – weeral dat woord – waren de groene partijen de leidende pleitbezorgers van de afschaffing van de NAVO, voor de hervorming van het leger naar een VN-peacekeeping-instelling en voor de verwijdering van de VS-kernwapens uit Kleine Brogel. Het waren niet eens strijdpunten voor de groenen tijdens de regeringsonderhandelingen van 2019.
Groen weerwerk tegen afbraak sociale overheidsdiensten
In de federale regering nam groen minister Petra De Sutter zeer degelijke standpunten in over de genocide in Gaza, maar moest zij wel de duimen leggen voor Vooruit-minister van Ontwikkelinssamenwerking Caroline Gennez, die een zeer consequente houding aannam.
Geen van beiden heeft echter de regering waar ze deel van uitmaakten tot een consequente humane positionering tegenover de genocide kunnen brengen.
De Sutter kwam de voorbije legislatuur als enige groene politica charismatisch en eerlijk over bij het publiek, maar dat kon niet verhelpen dat zij als minister van Overheidsbedrijven en Ambtenarenzaken nauwelijks weerwerk heeft kunnen geven tegen de privatiseringswoede van de overige federale regeringspartijen en hun verdere afbraak van de overheidsdiensten.
De groenen hebben ook nooit een degelijke aansluiting gezocht/gevonden bij de arbeidersbewegingen en hun vakbonden. Ze telden tijdens de voorbije twee legislaturen zelfs volksvertegenwoordigers in eigen rangen die vakbonden openlijk ‘een ding van het verleden’ noemden.
Ook dat is een totale breuk met het verleden van de groene partijen. Ooit waren meerdere groene parlementsleden overtuigde syndicalisten – meestal maar niet uitsluitend bij de eveneens groene vakbond ACV (dat syndicale groen heeft een heel andere historische betekenis).
Een spoor van gebroken beloftes
Dat de groenen niet alleen verantwoordelijk zijn voor deze nefaste evolutie is evident. De andere partijen hebben hen doelbewust en gepland bij elke regeringsdeelname verraden. Dat deden ze in feite al voor de eerste regeringsdeelname van 1999-2003, met de gebroken beloftes voor de ecotaks van de Sint-Michielsakkoorden.
Zoals elke partij die zich ernstig wil herbronnen, moeten de groenen echter in de eerste plaats naar de eigen verantwoordelijkheden voor hun falen kijken.
De groene partijen Groen en Ecolo denken met andere woorden, net als zowat al hun Europese vrienden, dus best dringend na over wat de redenen voor hun bestaan nog zijn.
Worden ze definitief soft-links-liberalen, groene restanten van de Derde Weg van Tony Blair en consorten (wat Margaret Thatcher haar grootste succes noemde) zonder enige electorale aantrekkingskracht? Want dat is wat nu gebeurt. Zoals ze nu bezig zijn dreigt de afdaling naar de kiesdrempel en het doembeeld van politieke irrelevantie.
Een groene tragedie
Dit is bijzonder tragisch. De achteruitgang van het klimaat gaat nog sneller dan voorspeld. Jaar na jaar worden alle records gebroken, records die amper enkele jaren oud zijn. Gletsjers smelten, de zeespiegel stijgt, het weer wordt extremer, zomers worden nog heter, regen valt ofwel wekenlang niet of zoveel in één uur dat bestaande infrastructuur het niet aankan, zoals is gebleken in Pepinster.
Het is eveneens zeer pijnlijk voor de groene partijen dat de jongeren die de voorbije jaren met hun klimaatacties optrokken de groene partijen niet eens als bondgenoten zagen, dat ze niet eens betrokken waren, laat staan op de hoogte, van deze spontane bewegingen.
Je kan zelfs stellen dat bewegingen als Extinction Rebellion net voor hun radicaal actiemodel hebben gekozen omdat zij in de groene partijen en hun verkozenen geen steun meer vonden. De groene partijen zijn hun imago van politieke outsiders, ‘nieuw’, ‘jong’, ‘zuiver’, kwijt. Definitief.
Voor twintigers en dertigers – gen Z en de millenials – zijn Groen en Ecolo deel van het traditionele politieke bestel, partijen zoals de andere. Dat de grote bedrijven en de rijken als het er echt op aankomt de groenen nog altijd als de baarlijke duivel zien, telt voor deze jongeren niet.
Terug naar de basis
De fundamentele vraag die de groene partijen zich moeten stellen is of en hoe ze nog willen voortbestaan. Uit twee regeringsdeelnames met twintig jaar oppositie ertussen is ruim bewezen dat deelname aan de macht nooit loont, omdat de groenen daarin altijd de kleinsten, de zwaksten, minst ervaren en meest bedrogen waren.
Telkens weer werden hen beloftes gedaan om dingen te verwezenlijken op een datum nà de groene regeringsdeelname. Telkens weer aanvaardden de groenen dat. De kernstop is daar het duidelijkste voorbeeld van.
Van zodra de groenen in 2003 terug naar de oppositie vlogen, werd door de volgende regeringen zo goed als niets gedaan voor de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen.
Zonder een moment van schaamte konden ze dan twintig jaar later koudweg beweren dat er onvoldoende alternatieven zijn voor kernenergie. Kafkaiaans genoeg: die stelling klopt, maar er ontbreekt wel altijd een volgende zin aan dit discours ‘omdat wij er heel doelbewust voor gezorgd hebben dat die alternatieven er niet gekomen zijn’.
Er zijn uiteraard verschillen met het electoraal debacle van 2003. Groen nam toen deel aan zowel federale als Vlaamse regeringen. Dat de partij de volledige verdwijning uit het federale parlement toen heeft overleefd was alleen te danken aan het feit dat de Vlaamse verkiezingen niet op hetzelfde moment vielen, pas een jaar later.
Dat was nu niet het geval en Groen is nu oppositiepartij op het regionale niveau. En bovendien hadden ze dit jaar een boegbeeld me de allure van Petra De Sutter.
Wat er tenslotte evenmin aan hielp is dat de huidige generatie van groene politici niets kent van de historische erfenis van de partij. Zij hebben met andere woorden geen enkele lering getrokken uit alles wat er in 1999-2003 verkeerd is gelopen en hebben dan ook heel wat van die toenmalige fouten herhaald.
Zo kon het dat de groene ministers opnieuw net als in 1999-2003 werden meegezogen in een spiraal van telkens kleine incrementele toegevingen, nooit veel in één keer, maar altijd in dezelfde richting, waardoor de partij, net als 20 jaar ervoor, tot fatale toegevingen gedwongen werd.
Dat culmineerde uiteindelijk in een groene minister van energie die kernenergie ging promoten. Dit alles in de ijdele hoop dat de grote bedrijven hen wat meer genegen zouden zijn, wat uiteraard nooit het geval is geweest en ook nooit zal worden.
De hedendaagse groene tenoren weten al evenmin dat hun voorgangers in 1985 een economisch congres organiseerden waar een solide alternatieve economische visie ontwikkeld werd die nog steeds relevant is.
Het was ten slotte voor de geloofwaardigheid van Groen zeer nefast dat meerdere volksvertegenwoordigers er de brui aan gaven en het risico niet meer aangingen om als zetelend lijsttrekker niet meer verkozen te worden. Wat ook de persoonlijke motieven van elk afzonderlijk waren, het maakte de perceptie van een partij die niet in zichzelf geloofde er niet beter op.
Er is geen geniale oplossing
Wat echter wel vast staat is dat de groenen nooit meer mogen deelnemen aan een regering als kleinste partij. Het betekent concreet ook dat de groenen moeten teruggaan naar hun roots – zonder ze daarom letterlijk terug over te nemen – met oog voor de veranderde tijden.
Er is gewoon te veel dat groen en rood bindt en te veel dat hen scheidt van rechts
Groen moet zich volledig focussen op zijn lokale werking, in veel gemeentes en in een stad als Gent doen de groene militanten immers nog heel wat goede zaken. Het moet omgekeerd. De top moet terug leren luisteren naar de eigen basis.
Zie het artikel van 15 juni 2022 Wordt de trein na de kerncentrales het tweede debacle voor de groenen?
Groen is nog steeds tegen de ongebreidelde groei van dit economisch bestel, mag ik hopen, maar zelf moet deze partij, deze beweging, terug groeien. In de huidige context betekent dat een partij die 20 procent haalt en niet langer tevreden is met de enge ambitie van ééncijferresultaten onder de 10 procent.
Dat betekent tevens de ontwikkeling van een coherent sociaal-ecologisch programma. Dat betekent eveneens met een open blik durven kijken naar mogelijke samenwerking met beide andere linkse partijen en niet zoals nu gecrispeerd focussen op die enkele punten waar de visies niet matchen.
Politiek gaat echter over het nastreven van het onmogelijke. Nelson Mandela zei ooit: “Het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt”. Lijkt me een goede slogan voor Groen.
Er is gewoon te veel dat groen en rood bindt, veel meer dan wat hen scheidt. En er is in vergelijking daarmee oneindig veel meer dat groen en rood scheidt van de rechtse partijen. Overigens is de bereidheid aan de basis (weer die basis!) van Groen veel groter dan aan de top om aan een progressieve frontvorming deel te nemen.
Vergeet uiteindelijk bij dit alles één ding niet: de grootste vijand van een links front van progressieve krachten is rechts. Al zullen ze het nooit openlijk zeggen, het is zelfs hun grootste angst.
Het is immers niet zomaar dat de burgemeester van Antwerpen geen federale regering wil voor de datum van de gemeenteraadsverkiezingen. Vergeet de door de media zo bereidwillig overgenomen hype over een ‘mislukking’ van deze federale onderhandelingen: noch de N-VA, noch Vooruit willen een federale regering voor de gemeenteraadsverkiezingen.
In hoeverre Groen zich de komende weken nog kan herstellen op gemeentelijk niveau, blijft onzeker. Het kan niet langer dat er nog zoveel gemeentes zijn waar Groen niet bestaat, of waar verkozen gemeenteraadsleden tevens de enige actieve partijmilitanten zijn, zonder een echte lokale achterban.
Terug naar de basis, daar een brede basis uitbouwen in de gemeentes en vooral: groeien en nooit meer deelnemen aan regeringen vanuit een zwaktepositie. Dat is allesbehalve eenvoudig in tijden waarin partijlidmaatschap geen evidentie meer is.
Politiek gaat echter over het nastreven van het onmogelijke. Nelson Mandela zei ooit: “Het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt”. Lijkt me een goede slogan voor Groen.
Notes:
[1] We zijn het gewoon om Verenigde Staten te zeggen wanneer we de Verenigde Staten van Amerika (VSA) bedoelen, omdat we niet (willen) weten dat heel wat landen zo heten. Zo is dat bijvoorbeeld ook de officiële naam van de zuidelijke buur van de VSA, de Verenigde Staten van Mexico (Estados Unidos Mexicanos) en er zijn er nog veel meer.
[2] Hoe onzeker de Vlaamse regionalisten waren over hun zelfbeeld blijkt ondermeer uit hun toenmalig aandringen om regionale wetgeving een andere naam te geven (‘decreten’). Een ander bizar fenomeen is dat het Vlaams parlement zijn oorspronkelijke naam Vlaamse Raad veranderde in Vlaams Parlement. Dit terwijl Raad (zoals in Conseil, Consejo…) net een van de meest voorkomende namen voor parlementen is, net als Vergadering, Assemblée, Asamblea, Knesset, Majlis… Het tekent het gebrek aan zelfvertrouwen, alsof men besliste zijn auto de merknaam ‘Auto’ te geven. Als dat al de bedoeling was, dan heeft die rare naamgeving in ieder geval de vertrouwdheid van de bevolking met deze instellingen niet verbeterd, integendeel. Ook de benaming ‘regionaal’ maakt het Belgisch federalisme uitzonderlijk. De normale naam ‘deelstaat’ mocht immers niet van de tegenstanders van de staatshervorming.